De Raad van State vraagt de regering haast te maken met hervorming van de eurozone door de Bankenunie, de Kapitaalunie en de Begrotingsunie perfect te maken. Minister van Financiën Wobke Hoekstra ziet dit “als een enorme steun in de rug en de voorgestelde timing van zes jaar is potentieel haalbaar”. De Raad van State meent dat hiermee de risico’s voor de eurozone verkleind worden. Niets is echter minder waar.
De afgelopen jaren hebben in het teken gestaan van risicodeling binnen de eurozone om de zone stabieler te maken, zo is de gedachte. Risico’s zijn uitgesmeerd over landen en instellingen en banken. Het beleid is er op gericht vangnetten te plaatsen, zoals Bankenunie, een gemeenschappelijke begroting, een gezamenlijke werkloosheidsverzekering, een deposito garantiestelsel en een Europees Stabilisatiemechanisme (ESM). De opzet is om een achtervang te creëren voor de afwikkeling van banken die omvallen en vermogen te transfereren van sterke naar zwakke landen, de transferunie. Dat lijkt goed, maar de gezamenlijke aansprakelijkheden met andere landen brengt koppeling van financiële risico’s met zich mee.
De staatsschulden van Zuid-Europese landen zijn torenhoog. De gedachte is dat hoe meer risico’s gedeeld worden, hoe stabieler de eurozone wordt. Risico’s zouden beheersbaar worden. Het is schijn. Risicodeling nodigt immers zwakke landen uit tot het nemen van meer risico: ‘ga je gang maar om meer risico te nemen, het wordt toch wel afgedekt binnen de totale club. We delen de risico’s’. Dit wordt ‘moral hazard’ genoemd. Door het koppelen van risico’s van overheden en financiële instellingen wordt het totale financiële gebouw riskanter en lopen uiteindelijk de burgers van de sterke landen, waaronder Nederland, onvermoede risico’s.
Er wordt een wissel getrokken op solidariteit zonder dat burgers goed doorhebben in welke solidariteit ze delen. Risicodeling zorgt niet voor minder risico’s, maar is juist een impuls naar meer totaal risico. De achilleshiel van de Europese Unie is dat burgers van de lidstaten weinig idee hebben in welke solidariteitsval ze gelokt worden. Het lijkt allerminst vanzelfsprekend dat burgers solidair willen zijn met burgers in landen waar corruptie hoogtij viert.
Voormalig minister Jeroen Dijsselbloem deed in 2017 ophef ontstaan nadat hij in een interview met de Frankfurter Allgemeine Zeitung over solidariteit tussen noordelijke en zuidelijke landen zei: “Ik kan niet mijn hele leven geld uitgeven aan drank en vrouwen om dan bij u mijn hand op te houden.” In het zuiden van Europa werd dat opgevat als een aanval op hun economische beleid. Portugal eist zelfs het vertrek van Dijsselbloem als eurogroepvoorzitter, omdat hij volgens de premier van Portugal een ”racist, xenofoob en seksist” is. Met andere woorden, zelfs de Nederlandse minister van Financiën was niet solidair met zuidelijke landen. Hoe kan de Nederlandse regering dit dan van haar burgers verwachten, die nota bene hun portemonnee moeten opentrekken als het mis gaat.
Maar het wordt frappanter. De WRR pleit in het rapport “Geld en Schuld: De publieke rol van banken” (2019) voor afbouw van het Europese Deposito Garantie Stelsel (DGS), terwijl DGS op het punt staat om ingevoerd te worden. De WRR wil kleinere banken, maar de trend is naar bankenconsolidatie. De WRR wenst een diverser bankenlandschap, maar in Nederland is het moeilijk om een nieuwe bank op te richten. De WRR wenst de enorme schuldenberg te verkleinen, maar de ECB gaat banken nog meer geld uitlenen.
Wetenschappers wikken, politici beschikken en ze doen alles wat God verboden heeft. De Israelische filosoof Yeshayahu Leibowitz: “mensen beslissen niet op basis van kennis, maar op basis van wat ze willen.“ De Raad van State beslist niet op basis van kennis, maar op basis van wat ze willen. De WRR kan rapporteren wat ze willen, men luistert niet.
Frits Bosch, voorpublicatie uit “Schaft ook Nederland zich af?”