Tunahan Kuzu is aan het stoken geslagen in Turkije tegenover Nederlands-Turkse Kamerleden. Veel Nederlanders zien er achterbakse of zelfs landverradelijke politiek in, en vragen zich nu af of DENK wellicht niet verboden kan worden. En hoe gaat dat in z'n werk, zo'n gerechtelijk verbod op een politieke partij? We zochten het uit.
Sinds de Tweede Kamer bijna unaniem accepteerde dat de massamoord op Armeniërs begin twintigste eeuw echt genocide genoemd kan worden, heeft DENK flink van zich laten horen. Als enige partij in de Tweede Kamer gingen de mannen van Tunahan Kuzu niet mee in de veroordeling. Sterker nog: ze stonden de Turkse pers te woord over de stemming, en verkondigden in vloeiend Turks dat ieder Nederlands-Turkse politicus moet laten zien aan 'welke kant' ze staan. Tijd om kleur te bekennen, aldus Kuzu.
De Turkse media namen de oproep serieus. Praatprogramma's werden gewijd aan het 'verraad' van Nederland in wat in Turkije 'de Armeense kwestie' heet, en de vijf Nederlands-Turkse Kamerleden die vóór erkenning van de genocide stemden werden door aan de regering loyale media geportretteerd als "landverraders."
We hoeven er niet omslachtig om te doen: Kuzu heeft die haat tegen zijn collega's (vermoedelijk bewust) aangewakkerd, en deed ernstig vermoeden dat zijn werkelijke loyaliteit misschien meer in de buurt van Ankara ligt, ondanks dat hij een politieke partij heeft opgericht in Nederland.
Dat bracht veel politieke watchers tot de volgende vraag: is Tunahan Kuzu daarmee eigenlijk niet zélf een landverrader? En als dat zo is, kan de rechter zijn politieke partij DENK dan verbieden? Die vraag werd onder anderen opgeworpen door voormalig DDS-columnist en tegenwoordig NIW-redacteur Bart Schut:
"De CP'86 werd indertijd verboden. Wordt het niet eens tijd dat het Openbaar Ministerie onderzoekt of fascistenclub DENK niet voor dezelfde procedure in aanmerking komt?"
Hoe zit dat? Kan de Nederlandse overheid nu DENK verbieden, net zoals fascistoïde bewegingen in de twintigste eeuw werden verboden? Het is de moeite waard dit uit te zoeken.
En wat blijkt? Het verbieden van politieke partijen gaat niet zomaar. Sinds de jaren '50 is er namelijk slechts twee keer eerder een partij verboden. In de jaren '50 verbood de rechter de Nationaal Europese Sociale Beweging op grond van in 1944 geschreven wetgeving: het Besluit Ontbinding Landverraderlijke Organisaties, waarmee de regering in ballingschap destijds de NSB en al diens uitlopers opdoekte. De NESB uit 1955 werd gezien als voortzetting van de NSB, en zowel het verbieden als ontbinden van die partij kon daarmee door het Besluit uit de oorlog worden gedekt.
Het tweede voorbeeld van een in Nederland verboden politieke partij ziet op de CP'86. Deze beweging is een voortzetting van de Centrumpartij uit de jaren '80, en heeft nooit Kamerzetels gehaald. Desalniettemin werd de partij in 1998 verboden verklaard door de rechter, wegens handelen in strijd met de openbare orde. Het enkelvoudige doel van de partij was, aldus de rechter, het aanzetten tot vreemdelingenhaat en dat betekende het gedwongen einde van de partij.
Maar omdat CP'86 niet rechtstreeks voortkwam uit de nationaal-socialistische stroming die in de Tweede Wereldoorlog collaboreerde met de Duitsers, kon het Besluit Ontbinding Landverraderlijke Organisaties niet worden gebruikt als wettelijke basis. Men zocht daarom de toevlucht tot artikel 2:20 uit het Burgerlijk Wetboek. Deze luidt als volgt:
"1. Een rechtspersoon waarvan de werkzaamheid in strijd is met de openbare orde, wordt door de rechtbank op verzoek van het openbaar ministerie verboden verklaard en ontbonden.
2. Een rechtspersoon waarvan het doel in strijd is met de openbare orde, wordt door de rechtbank op verzoek van het openbaar ministerie ontbonden. Alvorens de ontbinding uit te spreken kan de rechtbank de rechtspersoon in de gelegenheid stellen binnen een door haar te bepalen termijn zijn doel zodanig te wijzigen dat het niet meer in strijd is met de openbare orde."
Mocht DENK worden verboden, dan zal men ook bovenstaande wetsparagraaf moeten hanteren, want evenals CP'86 is ook DENK geen uitvloeisel van de NSB of één van haar nevenorganisaties. Alleen ideologische verwantschap - voor zover die er is - is namelijk niet voldoende om een beroep op het Besluit uit 1944 gegrond te verklaren.
In een latere rechtszaak tegen de PNVD (beter bekend als de 'pedo-partij') heeft de rechter ook nog eens bevestigd dat artikel 2:20 BW echt de enige route is voor het verbod op een vereniging (en daarmee dus ook op een partij). Een stichting die kindvriendelijkheid promootte haalde in 2006 bakzeil toen zij de oprichting van de partij met terugwerkende kracht wilde vernietigen, waarmee de partij ook zou ophouden te bestaan. De rechter oordeelde: de route via 2:20 BW heeft voorrang, en daarmee kan het door de kinderenstichting aangedragen artikel 3:40 BW (over het schrappen van de oprichtingshandeling) niet worden gebruikt.
Een gevolg hiervan was dus dat juridisch kwam vast te staan dat burgers, stichtingen, verenigingen of actiegroeperingen bij de rechter geen verboden op politieke partijen kunnen afdwingen. Alleen het Openbaar Ministerie kan dit. Precies zoals artikel 2:20 BW dicteert.
Hoe ziet zoiets er in de praktijk uit? Om te bepalen of zo'n verbod op DENK echt kansrijk is, moeten we in de jurisprudentie kijken naar een andere organisatie die recentelijk in Nederland verboden werd: de Vereniging Martijn. Het verbod op deze verzamelplaats van pedofielen werd na een jarenlange juridische strijd in 2014 uiteindelijk geldig verklaard door de Hoge Raad. In dit hoogste rechtscollege werd bepaald dat het ontplooien van seksuele activiteiten met kinderen gevaarlijk is. De persrechter maakte er dit van:
"Hoewel in het algemeen grote terughoudendheid moet worden betracht bij het verbieden en ontbinden van een vereniging, is het in dit zeer bijzondere geval in een democratische samenleving noodzakelijk dat de vereniging wordt verboden en ontbonden in het belang van de bescherming van de gezondheid en van de rechten en vrijheden van kinderen."
Mocht het ooit tot een rechtszaak verbod op de partij DENK komen, dan zijn die zinnetjes cruciaal om te bepalen of een rechter ook daadwerkelijk zal overgaan tot een verbod. Is het stoken in andere landen dermate schadelijk dat de democratische samenleving een politieke partij moet verbieden en ontbinden? En als DENK blijft voortbestaan, worden dan de rechten en vrijheden van Nederlandse burgers onvoldoende beschermd? Met andere woorden: of DENK chic bezig is, is een kwestie van smaak. Maar is DENK ook dermate crimineel dat een verbod op deze vereniging kansrijk is?
Het vermoedelijke antwoord is: nee. Kuzu provoceert en beledigt, maar desalniettemin kiest hij zijn woorden zorgvuldig. Hij weigert de Turkse president Erdogan te veroordelen, maar hij zweert ook geen openlijke trouw aan hem. Hij zegt juist voor verbinding en vredig samenleven te staan. Dat is iets dat partijen als CP'86 nooit deden; zij gebruikten frasen als "eigen volk eerst" en hadden verkiezingsprogramma's waarin die ideologie ook werd uitgedragen.
Zo niet DENK, dat telkens lippendienst bewijst aan het Turkse nationalisme, maar wel nét ver genoeg uit de buurt blijft om voor een rechter voldoende gerede twijfel te laten bestaan of DENK zelf wel deel uitmaakt van deze stroming.
Al met al moeten we dus tot de conclusie komen dat we op korte termijn vermoedelijk geen verbod van DENK zullen meemaken, tenzij DENK-vertegenwoordigers hun woorden én daden aanzienlijk aanscherpen in de richting van het onder Turks bestuur brengen van Nederland. Maar behoudens een radicale koerswijziging waarin Kuzu de armlengte afstand tussen hem en de AKP opheft, is het moeilijk te zien hoe het Openbaar Ministerie een verbod op DENK gaat eisen. Laat staan dat een rechter dit vervolgens dan zou toewijzen.
Dat zal voor veel tegenstanders van Kuzu en de zijnen een teleurstelling zijn, maar ook dát is een consequentie van leven in een democratische rechtsstaat als Nederland, waarin de rechter niet zomaar links en rechts allerlei partijen kan verbieden. Uiteindelijk is het woord immers aan de kiezer.