Regulering en toezicht op de financiële markten is een stap vooruit, maar het resultaat laat nog tot 2017 op zich wachten.
Op 14 januari 2014 werd over de herziening van de MiFID wet (Markets in Financial Instruments Directive) een politiek akkoord gesloten tussen het Europees Parlement en de Raad van Europese Ministers van Financiën (Ecofin). Het officiële proces om deze EU wet te veranderen was twee jaar na de financiële crisis begonnen met een openbare hoorzitting (waar overigens geen burger te zien was). De volledige in werking treding van de nieuwe richtlijn (MiFID-II) en verordening (MiFIR) is pas voorzien voor begin 2017. Eerst moeten nog allerlei details van technische standaarden worden uitgewerkt. De nieuwe wetgeving pakt nochtans onderwerpen aan die een belangrijke rol hebben gespeeld tijdens de crisis: meer transparantie van de transacties en handel op financiële markten, meer regelgeving en beter toezicht op financiële producten en handelsmethoden die de stabiliteit van de financiële markten ondermijnen (bv. High Frequency Trading), bescherming van investeerders, betere governance van financiële producten en dienstverleners, regelgeving en beperking van te grote speculatie op grondstoffenprijzen via derivatenmarkten, een EU regime voor dienstverleners uit derden landen, enzovoorts.
Ook nu er na 14 januari alleen nog een technische en juridische check wordt gedaan van de compromistekst, duiken dezelfde processen op die de besluitvorming zo moeilijk maakten: door slechts een woord te veranderen of (opzettelijk) te vergeten kan de wetgeving belangrijk veranderd of afgezwakt worden. Het Europees Parlement had in oktober 2012 belangrijke wijzigingen voorgesteld op het wetsvoorstel van de Europese Commissie. Maar de Raad van Ministers van Financiën nam in juni 2013 een positie in die soms ver van het EP standpunt afweek; niet alleen om de macht van nationale toezichthouders te behouden (wat had de crisis ons ook weer geleerd over de eenheidsmarkt voor financiële diensten?) maar ook om de belangen van de eigen specifieke financiële spelers te verdedigen. Het gevolg is een complexe wetgeving waarvan het onduidelijk is hoe effectief die is en of die voldoende kan worden afgedwongen.
Het besluitvormingsproces van de MiFID herziening was voor de gewone burger ondoorgrondelijk, maar wel tot in detail gekend en beïnvloed door de niet aflatende lobby van de financiële en grote bedrijfsbelangen, tot in de laatste uurtjes. De vertegenwoordigers van het Verenigd Koninkrijk haalden tot op het laatst alle trucs uit de kast om de winstgevendheid van de City te verdedigen ten koste van het algemeen belang. Ze belobbyden zelfs de Europese parlementsleden en lekten de telkens veranderende informele conceptteksten onmiddellijk naar de lobbyisten van de City, waarmee de Engelse overheid heel nauwe banden heeft. Ook bij de nog uit te werken technische standaarden door de Europese Autoriteit voor Effecten en Markten (EAEM / ESMA) zal de financiële lobby de wet proberen af te zwakken. Dit besluitvormingsproces is een typisch voorbeeld van de manier waarop huidige financiële hervormingen verlopen en bewijst dat een belangrijke oorzaak van de financiële crisis nog niet is aangepakt: de nauwe banden tussen de regelgevers en de financiële sector die ze moeten reglementeren, terwijl het algemeen publieke belang bij de wetgeving uit het oog wordt verloren (regulatory capture) en de gewone burger of zelfs de media niet kan volgen wat er wordt beslist in het belang van wie.
Op een specifiek onderwerp van de MiFID herziening hebben een groep maatschappelijke organisaties geprobeerd om het publieke belang te verdedigen door ook hun stem te laten horen en het besluitvormingsproces van dicht bij te volgen. In dit artikel ga ik hier wat verder op in, namelijk op het beperken van financiële speculanten op de voedselderivatenmarkten. Niettegenstaande de grote discussie of en hoeveel speculanten verantwoordelijk zijn voor te grote prijsstijgingen of dalingen op de termijnbeurzen, had de politiek internationaal (G-20) en Europees (Commissaris Interne Markt en Commissaris Landbouw) besloten dat de steeds groter wordende prijsschommelingen moesten worden aangepakt. De termijnbeurzen en onderhandse (over-the-counter/OTC) derivatenmarkten voor alle grondstoffen in de EU waren nog niet aan EU regelgeving onderhevig en konden wel eens meer gebruikt worden als de landbouwhervorming in minder stabiele prijzen resulteerde. Intussen was de grondstoffen derivatenmarkt gedomineerd door financiële spelers die samen op allerlei manieren samen miljarden winst behaalden door prijzenspeculatie. De integriteit van de prijsrisico afdekkende functie (hedging) van termijnmarkten voor producenten en afnemers was niet meer gegarandeerd. Ook de prijsvormingsfunctie van termijnmarkten is belangrijk, want die wordt internationaal gebruikt onder andere voor handelsprijzen in (arme) ontwikkelingslanden, waardoor bij overdreven hoge prijzen de arme bevolking de dupe wordt. Vandaar dat ontwikkelingsorganisaties met technisch onderzoek van financiële spelers en financiële markten, gebruikt van onderzoeksliteratuur, pleidooien op allerlei niveaus, campagne voering en acties waarbij het publiek werd betrokken, gedetailleerd monitoren en rapporteren van het EU besluitvormingsproces, en ook lobby met technische amendementen, geprobeerd hebben de effectiviteit van de wetgeving te beïnvloeden. Het grootste aandachtspunt was het opleggen van positielimieten waardoor financiële spelers geen te groot deel van een voedseltermijnmarkt, handelsplatform of OTC handel innemen en overdreven invloed hebben op de prijsvorming of volatiliteit, of die kunnen manipuleren. Andere aandachtspunten waren vooral de transparantie en (publieke) rapportage, het toezicht, en de definities, dit alles om de mazen in de wet te vermijden. Na drie-en-half jaar durend proces van besluitvorming, is nog niet duidelijk hoe integer de voedseltermijnmarkten, hoe effectief de positielimieten en het toezicht daarop zal worden: dat wordt pas duidelijk nadat EAEM/ESMA, de Europese Commissie en de nationale autoriteiten de precieze getallen van de positielimieten hebben bepaald. Over het algemeen is het resultaat sterker dan het eerste wetsvoorstel van de Europese Commissie, want daarin stonden geen ex-ante positielimieten noch beperking van OTC grondstoffenderivaten. Waar er nog mazen in de wet zitten, is onder andere bij volgende elementen van de wetgeving:
- Nationale autoriteiten zullen de details van de positielimieten bepalen. Op Europees niveau worden daarvoor slechts de criteria bepaald die nationale autoriteiten moeten gebruiken en kan worden opgetreden via een complex proces als die criteria niet worden gevolgd.
- De positielimieten worden bepaald op de net positie waarbij de short en de long posities van dezelfde soort contracten niet worden meegerekend.
- Er is geen specifiek regime voor voedselderivaten en termijnmarkten terwijl andere grondstoffenmarkten andere belangen en kenmerken hebben.
- De samenwerking tussen toezichthouders van financiële markten en autoriteiten van fysieke landbouw- en grondstoffenmarkten (die trouwens weinig gereguleerd en transparant zijn) is zwak.
- Zwakheid van de definities, informatieverstrekking en de controles over wie aan de positielimieten moet voldoen (sommige grondstoffenbedrijven doen ook aan financiële speculatie en sommige grote investeringsbanken hebben ook activiteiten fysieke (niet-landbouw) grondstoffen of energie).
- Geen limieten per (speculatieve) spelers van een bepaalde soort bv. speculatieve posities in het algemeen, of meer in het bijzonder per categorie van speculatieve speler: bv. hedge fondsen of index fonds managers.
- In welke mate rekening gehouden wordt met de hoeveelheid contracten op een termijn markt of andere handelsplatformen (de financiële spelers en uitbaters van handelsplatformen maken winst door veel liquiditeit die niet altijd nodig is).
Een efficiënte sterke EU wetgeving is nochtans van belang, want als blijkt dat de Europese wetgeving zwakker is dan die in de VS, dan zou de grondstoffenhandel vanuit de VS (waar de financiële sector echter ook via de rechter striktere wetgeving zoals voorzien onder Dodd-Frank Act probeert te verhinderen) meer naar de EU handelsplatformen kunnen verhuizen. Intussen is het enthousiasme van sommige speculatieve spelers (zoals hedgefondsen en investeringsbanken) voor de voedsel- en grondstoffenderivaten en -fondsen verminderd, omdat de winstgevendheid verdwijnt door de reeks nieuwe regelgeving in de EU (niet alleen MiFID) en de VS. Maar ook door grote prijsschommelingen en onverwachte prijsdalingen of onvoorspelbare gebeurtenissen hebben speculanten de laatste twee jaar veel verliezen geleden en zich teruggetrokken. De voedsel- en grondstofenderivatenmarkten zijn inderdaad heel riskant en moeten niet aan te veel financiële speculanten met te weinig kennis van de fysieke markten worden overgelaten. De nieuwe MiFID/MiFIR wetgeving kan daar een kleine bijdrage aan leveren, maar ook andere maatregelen zullen moeten bijdragen aan stabielere prijzen, voldoende inkomen voor boeren, duurzame landbouw en voedsel die toegankelijk is voor iedereen.
Myriam Vander Stichele, Senior Researcher, SOMO