Michel van der Plas, een tribuut

Geen categorie26 jul 2013, 12:44
Zelf heb ik hem maar één keer ontmoet, een jaar of tien geleden. Ik stelde destijds voor Liter een bundel samen over T. S. Eliot en wilde daarin graag zijn verslag opnemen van zijn pelgrimage naar East Coker, het Engelse plaatsje in Somerset waar Eliots puriteinse voorouders vandaan kwamen en waar hij zelf naar terugkeerde om het begin van zijn Four Quartets te kunnen schrijven. Ik haalde hem op in Aerdenhout en we reden naar een alleraardigst etablissement om onze zaken te bespreken. Hij was een erudiet en charmant causeur, representant van een oude cultuur. Hij was zich dat bewust. Zijn artikel eindigde niet voor niets met deze regels uit het gedicht van Eliot:

‘As we grow older

The world becomes stranger’.

Van de week is Michel van der Plas (pseudoniem van Ben Brinkel) overleden, 85 jaar oud, thuis tussen zijn boeken. Zelfs in komkommertijd heeft dat niet tot een hausse aan in memoriams geleid. Gerry van der List van Elsevier heeft nog het meest zijn best gedaan, met een mooi en lang stuk dat op de website van zijn weekblad staat. Dat mocht ook wel, want Van der Plas was ruim veertig jaar lang (van 1949 tot 1992) redacteur van Elsevier en schreef in die tijd ruim 2500 artikelen. Verder hadden de meeste stukjes iets plichtmatigs (de geleerde bijdrage van Jan Dirk Snel uitgezonderd), geschreven, zo leek het wel, door stagiaires die op de redacties waren achtergebleven en op internet wat informatie bij elkaar hadden gegraaid. Natuurlijk werd zijn veelzijdigheid gememoreerd en geroemd. Van der Plas was journalist, maar ook dichter, biograaf, tekstschrijver voor cabaretiers. En zo kwamen ook alle hoogtepunten, in de zin van successen die klassiekers werden, voorbij: het mooie liefdesliedje ‘Voor haar’ (vertolkt door Frans Halsema), ‘Tearoom tango’ en ‘Frater Venantius’ (voor Wim Sonneveld), ‘Kees’, ‘Zondagmiddag Buitenveldert’ en de ‘Stalmeester’. Lichtvoetige, verrassende verzen – genoeg om een mens voor een dag van wat vrolijkheid te voorzien.
Wat ik over het algemeen heb gemist was de zinspeling op de tragiek, de pijn misschien wel, in dit leven. Van der Plas was katholiek, maar wilde ook schrijven en verliet daarom de priesteropleiding op kleinseminarie Hageveld waaraan hij was begonnen. Zijn grote gaven stelde hij veelal in dienst van anderen, van zijn vriend Godfried Bomans vooral, aan wie hij die beroemde regels ‘Ik wou dat ik twee hondjes was, dan kon ik samen spelen’ gunde. Hij schreef drie vuistdikke biografieën, prachtige boeken over Guido Gezelle, Alberdingk Thijm en Anton van Duinkerken. Een fatsoenlijke prijs heeft hij er nooit voor gekregen. Daarvoor was hij  - ondanks zijn kritiek op het instituut – toch te katholiek, een eigenschap die in de prijzen verlenende grachtengordel zelden royaal wordt beloond. Zijn poëzie was vormvast, en zelfs te begrijpen – ook al geen aanbeveling tegenwoordig.
Dat hij verscholen bleef achter de vertolkers van zijn verzen en een doorbraak naar het grote publiek uitbleef, heeft ongetwijfeld ook een persoonlijke achtergrond. Van der Plas was een wat verlegen, bescheiden man, een ‘nestkatholiek’ bovendien, ‘die niet zonder een gemeenschap van gelovigen kan’. Een twijfelaar en tobber, ook dat nog. Aan het slot van de heel fatsoenlijke documentaire die het programma Kruispunt van omroep RKK in oktober vorig jaar naar aanleiding van zijn vijfentachtigste verjaardag van hem maakte, zei hij zelfs, de balans van zijn leven opmakend, dat vooral ‘spijt over mijn zonden’ overbleef. Dat hij zeventig jaar geleden het reglement van het seminarie overtrad, vervulde hem nog altijdnog altijd met ‘schuldbesef’.
Maar er is nog iets dat zijn miskenning kan verklaren. Voor een erudiet man als Michel van der Plas was in deze wereld, waarin alles korter, sneller en ‘leuker’ moet, eigenlijk steeds minder plaats. Toen hij in 1949 bij Elsevier aantrad als redacteur kunst, mocht hij eerst een paar maanden naar Parijs, alleen maar om daar een beetje de sfeer op te snuiven (Those were the days). Halverwege de jaren zestig kwam de ommekeer, toen de proleet Ferry Hoogendijk het blad verzakelijkte en er voor religie en literatuur (Van der Plas’ domeinen) steeds minder ruimte overbleef. Hij schreef een wekelijkse column onder de titel ‘Maar ’, en gaf daarin uitdrukking aan zijn overtuiging dat er aan alle onderwerpen meerdere kanten zitten en dat één antwoord zelden tot de mogelijkheden behoorde. NRC-columnist J. L. Heldring is eigenlijk de laatste geweest die van zijn werkgever de ruimte kreeg om zijn column in dienst te stellen van de opdracht zijn lezers na te laten denken, in plaats van hen van een pasklare mening over van alles en nog wat te voorzien.
Het overlijden van Michel van der Plas drukt onze neus vooral op dat feit. De media zijn in een kolkende stroomversnelling geraakt, waarbij er voor gewoon wat eruditie, enige aarzeling, een wat langer en diepgravender stuk geen plaats meer is. Van der Plas was een van de laatste, grote representanten van een voorbije generatie. Het verlies lijkt mij vele malen groter dan alle vermeende winst.
Ga verder met lezen
Dit vind je misschien ook leuk
Laat mensen jouw mening weten