Overheden van kredietwaardig geachte landen kunnen al tijden tegen historisch lage rentes lenen. Dat geldt voor landen als Duitsland, Zwitserland en Japan. En ook voor Nederland.
Zo vond op 27 januari de uitgifte plaats van €1,15 miljard aan staatspapier met een resterende looptijd van 32 jaar en een couponrente van 2,75%. Maar in de media werd bericht dat de staat leende tegen slechts 1,152%. Hoe kan dit? Een coupon van 2,75% betekent dat er voor elke €1.000 nominale schuld jaarlijks €27,50 aan
rente wordt uitgekeerd. Dat gebeurt dus 32 keer en in 2047 wordt ook de hoofdsom van €1.000 weer afgelost.
Maar om op deze reeks betalingen aanspraak te maken zijn beleggers bereid nu meer dan €1.000 aan de staat te betalen. De zogenaamde uitgiftekoers was 142,53%. Oftewel, beleggers leggen nu €1.425,30 in om bovengenoemde betalingen te mogen ontvangen. Aangezien de inleg groter is dan €1.000, is het rendement dat beleggers maken lager dan de couponrente van 2,75%. Het percentage dat de huidige waarde van die toekomstige kasstromen gelijk maakt aan de inleg van €1.425,30 is 1,152.
Een rente van 1,152% is historisch gezien laag voor een lening met zo’n lange looptijd. En omdat in het algemeen geldt dat de rente daalt met de looptijd zien we nog veel lagere rentes voor staatspapier met kortere looptijden. En steeds vaker ook negatieve.
Eerder deze maand werd bekend dat een nieuwe staatslening met een looptijd van drie jaar een negatieve rente had. Het was niet zo dat de overheid de beleggers die negatieve rente oplegde. Ze kozen er zelf voor. Deze lening betrof een zogenaamde ‘nulcouponobligatie’. Dat is een lening die tussentijds geen rente uitkeert en aan het einde van de looptijd in één keer wordt afgelost.
In normale tijden zouden beleggers vandaag minder dan €1.000 inleggen om in 2018 €1.000 terug te krijgen. Zou een belegger jaarlijks 4% rendement willen maken, dan maakte hij vandaag €889 aan minister van Financiën Jeroen Dijsselbloem over. Maar om in 2018 €1.000 terug te krijgen, zijn beleggers vandaag bereid om €1.001,10 aan de staat over te maken. En dat impliceert een jaarlijks negatief rendement van 0,034%.
Dat klinkt bizar. Waarom willens en wetens geld verliezen op een belegging?
Lees verder op pagina twee.
Zeker, met deflatie is het mogelijk dat in 2018 €1.000 meer waard is dan €1.001,10 in 2015. Maar als de belegger het geld onder de grond stopt, heeft hij 2018 gewoon nog €1.001,10 in plaats van €1.000. De enige verklaring voor dit gedrag is dat veel beleggers de risico’s van andere beleggingen of het geld cash aanhouden zo groot vinden dat ze bereid zijn de staat een soort bewaarloon te geven.
Je kunt die negatieve rente ook zien als een soort zelfopgelegde vermogensbelasting. Maar of dit de manier is om de vermogensongelijkheid te verkleinen zoals Thomas Piketty graag ziet is de vraag. Ik ken er niet veel persoonlijk maar heb niet het idee dat staatspapier de meest favoriete beleggingscategorie van de rijkste 0,1% is. Die dingen worden op grote schaal gekocht door pensioenfondsen en dus is de gewone werknemer de dupe van de lage of zelfs negatieve rentes.
Maar voor overheden is dit natuurlijk geweldig. Om staatsschulden te verkleinen moeten ze niet minder, maar meer gaan lenen. De drie jarige staatslening had een omvang van €2,85 miljard. Maar met de uitgiftekoers van 100,11% werd er €3.135.000 meer opgehaald dan er in 2018 moet worden afgelost. Dat kan eventueel gebruikt worden om bestaande leningen mee af te lossen.
Om de huidige €460 miljard tot nul te reduceren moet Dijsselbloem nog een slordige 147.000 van dit soort nieuwe leningen plaatsen. Dat is uiteraard meer dan haalbaar is. De kapitaalmarkt is niet diep genoeg om dit zomaar even te doen en de rente zal ooit weer gaan stijgen. Maar tot die tijd zou Dijsselbloem er natuurlijk zoveel als mogelijk van kunnen profiteren onder het motto ‘vraag niet hoe het kan maar profiteer ervan’.
En de inmiddels alom bekende waarschuwing dat geld lenen geld kost moet worden herzien. Steeds vaker zien we het omgekeerde.