Les feuilles mortes

Geen categorie09 apr 2013, 7:00

Het literaire tijdschrift ‘De God van Nederland’ bespreekt in het januarinummer de blaadjescultuur, de wildgroei van artistieke eenmanstijdschriftjes in de afgelopen decennia.

Het idee is leuk. Al die blaadjes, door maar één man de wereld in geschopt of door toch maar enkelen, kunnen heel dapper en ook aandoenlijk zijn. Soms zijn ze ook machtig vervelend en ondanks alle pretenties van ‘een nieuw geluid’ hoogst conventioneel. Het blijkt dat ‘De God van Nederland’, zelf misschien ook wat conventioneel, een duidelijke voorkeur voor de conventionele blaadjes heeft. Dat wordt duidelijk als je de rangorde ziet die het blad aanbrengt. ‘Barbarber’ en ‘Gandalf’ staan bij de vijftien topblaadjes. Precies tegen dat soort flauw gedoe keerden mijn vrienden en ik ons toen we in 1964 ook al weer een blaadje oprichtten, ‘Tegenstroom’, maar daarover later. Het deed me wel plezier bij die eerste vijftien ‘Taboe’ aan te treffen, dat ik met veel smaak las – en ook bekeek vanwege de goede foto’s. Dat er in Nederland in 1960-’61 zo’n goed blad kon verschijnen, kwam waarschijnlijk doordat men volledig het Duitse ‘Twen’ naäapte – aanvankelijk nam men zelfs die titel over, maar daar ging Duitsland niet mee akkoord en om daarom nu een nieuwe inval te riskeren?

Echt dapper was ‘Kamikaze’ van Peter Andriesse. Nu ja, de titel zegt het al. Hoe link zijn onderneming in feite was, zal Andriesse nog maar half beseft hebben. Na ‘Kamikaze’ lustte men hem niet meer in de Nederlandse literatuur, terwijl het om een bescheiden, talentvolle auteur gaat met een totaal eigen, vaak delicate toon. In zijn polemische blad, waarvan hij keurig de tien voorgenomen nummers uitbracht, ging hij uiteraard niet zo delicaat te werk: hij zette de Nederlandse schrijversbent lekker te kakken. En nu we toch op anaal terrein komen, moet ik denken aan de manier waarop hij Carel Peeters bespotte die in ‘Vrij Nederland’ opkwam voor ‘verse hoop’. Andriesse zette een afbeelding van een dampende drol bij zijn artikel. Het was een blad van praatjes en plaatjes, eigenlijk een schaamteloze imitatie van Mandarijnen op zwavelzuur, maar Andriesse bewonderde Hermans nu eenmaal en maakte daar geen geheim van. ‘De God van Nederland’ heeft het fatsoen gehad hem te interviewen over dit avontuur van weleer, maar plaatste ‘Kamikaze’ slechts op nummer 31.

Op nummer 46 kwam ‘Tegenstroom’, ook voortgekomen uit bewondering voor Hermans (en Reve), maar in de lay-out opzettelijk ouderwets – om zich te distantiëren van het goedkope avant-gardisme van de andere blaadjes. Ik zie het dan ook als een ‘blad’. Hoewel ik er dus ook in schreef, heb ik liever dat mijn bijdragen vergeten worden. Ik was nog groen achter de oren en hobbelde zo’n beetje achter Theo Kars aan, die toen veel rijper was. Ik vind het wel nobel dat hij dit niet gezegd heeft tijdens het interview dat ‘De God van Nederland’ hem afnam. ‘Tegenstroom’ was echt zijn blad. Het idee en de beste artikelen waren van zijn hand. Het is bekend dat het werd uitgegeven met het geld dat we bemachtigd hadden door de PTT op te lichten met valse postwissels. Natuurlijk spotten wij ook met de coryfeeën van het moment – met uitzondering van Hermans en Reve dus – maar misschien was het aardige van het blad dat we ook aandacht gaven aan andere buitenlandse schrijvers dan het stel dat nu werkelijk in ieder literair supplement en ieder blaadje werd toegejuicht. Ik denk aan Henry de Montherlant (later toch geëerd met een uitgave in de serie Privé-Domein van De Arbeiderspers), maar ook nog steeds onbekende figuren als Roger Vailland (Prix Goncourt 1957) en Peter de Polnay (alleen gewaardeerd door Anthony Burgess). Hermans was onze eerste abonnee, maar dat was hij van veel agressieve bladen.

Tussen twee haakjes: het valt me weer op hoe neerbuigend men in dit nummer van ‘De God van Nederland’ over Hermans praat. Dat schijnt na de dag van Hermans’ overlijden ongeveer ‘bon ton’ te zijn. Maar al die scribentjes kunnen hoog of laag springen, de tijd zal leren dat een auteur als W.F. Hermans wel iets meer voorstelt dan hun clichématige helden à la K. Schippers. Echt verontwaardigd ben ik over het feit dat ‘Reactie’ van Bart Croughs volledig genegeerd is in dit blaadjesnummer. Bart Croughs moet waardering voor ‘Tegenstroom’ gehad hebben, want hij koos voor zijn eigen blad de naam die Theo Kars’ in zijn roman De vervalsers aan ‘Tegenstroom’ gegeven had. Later ontstond uit fragmenten van ‘Reactie’ het boek In de naam van de vrouw, de homo en de allochtoon, dat in 1995 bij De Arbeiderspers uitkwam. Het bevat veel ideeën die later van een Theodore Dalrymple volledig werden aanvaard, maar een Nederlander hoort het altijd liever van een buitenlander. Zegt een andere Nederlander iets origineels, dan moet die onmiddellijk worden verbrand – precies wat met Bart Croughs gebeurd is. Hij was echter zo verstandig goed geld te gaan verdienen met de registratie en verkoop van domeinnamen. Men kan ook gelukkig zijn buiten de literatuur, zeker buiten de armzalige Nederlandse, en ik denk dat de grachtengordelaars hem nu de kont kunnen kussen.

Bladen en blaadjes krijgen soms leuke namen. De leukste die ik onlangs tegenkwam, was het Amsterdamse literaire blad uit het begin van de negentiende eeuw, ‘De Recensent, ook der Recensenten’. Zullen we dit op nummer één zetten?

Ga verder met lezen
Dit vind je misschien ook leuk
Laat mensen jouw mening weten