Gansch kunstland huilt. De kille rechtse winter maakt zijn eerste slachtoffers, zo lijkt de communis opinio onder kunstenaars, de oppositie in de Tweede Kamer en de meeste media. Schattig. Veel mensen die nu wenen om cultuurverlies hebben echter jarenlang meegewerkt aan de postmodernisering van kunst. Gevolg: veel kunst draait niet meer om schoonheid, maar om het ridiculiseren ervan.
In de Volkskrant stond vandaag bijvoorbeeld een verhaal van ene Maarten Baas. De goede man was voor het behoud van de
WWIK. Hij was zelf kunstenaar, zoals dat heet. Zijn afstudeerproject bestond uit
verbrande meubelen. Vond iedereen schitterend. Zo'n project doet sterk denken aan de
Mona Lisa van Duchamp. Je begint met iets moois en maakt het vervolgens kapot, want dat bevreemdt, dus is het kunst. Welkom bij deze stoomcursus postmodernisme. Er is slechts één ding enger aan deze 'filosofie' dan de gevolgen ervan en dat is de intellectuele, spirituele en morele leegte die erachter schuilgaat.
Zoals u zich misschien kunt herinneren uit het integratiedebat worden postmodernisten niet gehinderd door al te veel kennis of principes. Anything goes is eigenlijk het enige principe. Postmodernisme is de nagel aan de doodskist van onze beschaving. Daarom is het des te pijnlijker dat het zo in de kunsten heeft huisgehouden. Niet in de laatste plaats omdat 'kunst' als term in geen enkele zin nog schoonheid garandeert. Het begrip is zodanig gedegenereerd dat het als pejoratieve aanduiding gebruikt worden. 'Het is zeker kunst.'
Wel, veel van de mensen die deze gapende leegte hebben doen neerdalen op echte kunst - ja, beste lezers, over smaak valt wel degelijk te twisten - plengen nu tranen op de teloorgang van cultuur in Nederland. Welke cultuur? De zoveelste 'installatie' die enkel vervreemdt en die schoonheid, net als waarheid, als een kleinburgerlijke behoefte neerzet, zullen we niet missen. We kunnen hem beter verbranden.