Frits Bolkestein bekritiseerde EVRM reeds in 1998.
Een tijdje terug ontketende de Leidse promovendus Thierry Baudet een hevige discussie over het Europees Hof voor deRechten van de Mens (EHRM). In een opiniestuk in NRC Handelsblad zette hij met name vraagtekens bij de democratische legitimiteit van dit Hof. Zoals verwacht was het gehele linkse politieke spectrum hierdoor behoorlijk over de zeik. Wie dacht Baudet wel niet dat hij was, door het EHRM te bekritiseren zet je de bijl aan de wortels van de rechtsstaat en ga zo maar door.
Desalniettemin zwol de kritiek op het EHRM behoorlijk aan. Zo zei de David Camron zelfs dat een bepaalde uitspraak van het EHRM hem misselijk maakte. En bij monde van
Stef Blok en Klaas Dijkhoff liet ook de VVD zich onlangs zeer kritisch uit over het Hof. Zij schreven dat het Hof wat hun betreft aan banden moet worden gelegd. 'Door zich steeds meer te mengen in democratisch gelegitimeerde politieke besluiten van de lidstaten, dreigt het Hof zijn geloofwaardigheid en draagvlak te verliezen', aldus Blok en Dijkhoff.
Als ware het een Pavlovreactie verscheen erop VARA-weblog Joop.nl
een afkeurende reactie van PvdA-Tweede Kamerlid Jeroen Recourt. Met veel bombarie haalt hij er interessant klinkende termen als democratische rechtsstaat, checks and balances enzovoorts bij en beticht tussen neus en lippen door de VVD nog even van een verborgen motief.
Wat mij in deze discussie steeds maar weer opvalt is dat men het doet voorkomen alsof kritiek op het EHRM iets nieuws is. Alsof het ontsproten is aan het oprukkende hedendaags populisme en daardoor zonder verder argument kan worden afgeserveerd. Dat is dus niet zo. In de
Thorbecke-lezing uit 1998 - 13 jaar geleden, toen de Nederlandse politiek zich nog in kalm, paars vaarwater begaf - bekritiseerde Frits Bolkestein het EVRM (het verdrag waaraan het EHRM toetst) namelijk in niet mis te verstane bewoording. Ik citeer Bolkestein hier uitvoerig:
'[I]n [de] jaren vijftig tekende Nederland een aantal verdragen, zoals het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens en de verdragen die ten grondslag liggen aan de EU, waarmee het de invloed van de rechtspraak op zijn functioneren aanzienlijk maar onbedoeld heeft vergroot. Vooral het EVRM haalde veel vage en ongeschreven normen binnen het verdragsrecht waardoor het toetsingsbereik van de rechter weer ruimer werd. Ook hier werd met de ene hand genomen wat met de andere hand werd gegeven.
Opvallend in dit kader is dat bij de parlementaire behandeling van het EVRM werd opgemerkt dat het verdrag waarschijnlijk nauwelijks gevolgen voor Nederland zou hebben. De parlementaire behandeling besloeg slechts enkele bladzijden in de Handelingen. Hoe ingrijpend de onderschatting van de gevolgen van het EVRM voor Nederland is geweest, bewijst een waslijst aan rechterlijke uitspraken. Onlangs bleek dit weer uit de problemen die ontstaan als gevolg van de vertraagde afhandeling van strafzaken.
Bij goedkeuring van verdragen door ons land vindt zelden een duidelijke afweging plaats van het belang dat wij bij dat verdrag of de internationalisering van een bepaald beleidsterrein hebben. Bovendien blijkt vaak achteraf dat wij het verdrag op zijn strekking verkeerd hebben begrepen. Dit is een combinatie van een algemeen adagium dat voor verdragen geldt - namelijk: Nederland heeft belang bij de internationale rechtsorde - en onbenulligheid van onderhandelaars terzake van de gevolgen die een verdrag, hoe vaag ook geformuleerd, of misschien juist dan, voor onze rechtsorde kan hebben. Er zijn nogal wat verdragen die binnen onze rechtsorde meer problemen hebben veroorzaakt dan ze hebben opgelost. Denk hierbij vooral aan het EVRM en het BUPO (Internationaal verdrag ter bescherming van burgerlijke en politieke rechten).
Nederland moet zich bij het sluiten van verdragen meer laten leiden door de vragen die een liberale staatkunde in de lijn van Thorbecke stelt want geen enkele tekst is zonder tanden! Hoe goed bedoeld de meeste verdragen ook zijn, wij moeten ons meer bewust zijn van de gevolgen van goed klinkende maar algemeen geformuleerde verdragen. Hoe vager de tekst, des te meer macht voor een ander dan de politiek.'
Hoe destijds de reacties op deze kritiek zijn geweest, weet ik helaas niet. Maar ik heb zo'n voorgevoel dat de linkse verontwaardiging nog weleens een tikkie groter kan zijn geweest dan tegenwoordig. Wel kan worden vastgesteld dat het argument (?) dat de kritiek van Baudet c.s. een spruit is van het hedendaags populisme onjuist is, en dus naar de schroothoop van linkse kulargumenten kan.