Gisteren vond in de bomvolle Buys Ballot-zaal van het KNMI een colloquium plaats, waar Fred Singer, de 'aartsvader' van de internationale klimaatsceptici, als gastspreker optrad. Hier volgt het verslag van die bijeenkomst, zoals opgesteld door Theo Wolters van Climategate.nl. Zie
hier.
Theo Wolters:
Iedereen die iets met het klimaatdebat te maken heeft was vanmiddag in De Bilt voor de discussiemiddag die het KNMI faciliteerde met één van de bekendste en tegelijk ook meest verguisde sceptici, de Amerikaan Fred Singer. De zaal was overvol, met een bonte mix van sceptici, bezoekers, en KNMI-wetenschappers. Ook VVD kamerlid (energie en klimaat) Rene Leegte was aanwezig. Hij heeft na de rel over zijn opmerkingen in de Telegraaf allang al weer goede gesprekken gehad op het KNMI, en van een verstoorde verhouding is geen sprake.
Tegenover Singer werden twee KNMI-hoogleraren in stelling gebracht, Bart van de Hurk en Sybren Drijfhout; en dagvoorzitter Gerbrand Komen, voormalig KNMI directeur, had zich uitermate gedegen voorbereid. Dit leidde al binnen een minuut tot een niet te onderschatten doorbraak: Komen had bij zijn voorbereiding het NIPCC rapport Climate Change Reconsidered gelezen, waarvan Singer lead author is, en was daar bij zijn inleiding direct al zeer lovend over. Hij plaatste het tegenover de vele slechte stukken die hij ook was tegengekomen, en roemde het wetenschappelijke gehalte, en de goede onderbouwing met peer-reviewd literatuur.
Wie eens Googelt op Fred Singer komt de meest denigrerende kwalificaties tegen. De Nederlandse Wikipedia maakt het wel bijzonder bont met de stelling:
Singer wordt door de wetenschappelijke wereld algemeen als pseudo-wetenschapper en/of fraudeur afgedaan. Sommigen beschouwen hem als een betaald consultant voor eender welke industrie hem wil inhuren.
.
Speculeren over motieven heeft weinig zin, maar dat de wetenschappelijke relevantie van S. Fred Singer op dit moment nihil is staat buiten kijf.
Ik heb na afloop niet alleen Komen, maar ook de beide professoren en IPCC auteur van het PBL Bart Strengers dezelfde vraag gesteld: Is het NIPCC rapport nou wetenschappelijk inferieur of niet? Strengers had niet alleen het hele rapport gelezen (868 paginas!) maar ook nog de referenties onderzocht. Dat verdient op zich al groot respect! Ik denk niet dat veel sceptici die moeite genomen hebben. Alle vier bevestigden dat het werk wetenschappelijke status had, gebaseerd was op peer-reviewed bronnen en goed in elkaar zat. Daarop volgde dan wel een maar : ze waren ook eensgezind in de constatering dat het rapport een eenzijdige visie propageert. Het was duidelijk dat sommigen daarbij dachten aan cherry-picking, en het wel erg gemakkelijk trekken van conclusies. En uiteraard was men het helemaal niet eens met die conclusies.
Na mijn ervaringen op de Heartland conferentie, waar ik er achter kwam hoe het klimaatdebat in de VS gevoerd wordt (zie dit veel te weinig gelezen blog!) denk ik dat de heren niet ver van de waarheid zaten bij hun beoordeling. Natuurlijk is het NIPCC-rapport eenzijdig: het beoogt tegenwicht te bieden aan de enorme golf eenzijdige alarmistische literatuur, wat wil je dán?
Het was leuk om te zien hoe er gereageerd werd als ik dan vroeg: en is dat dan bij de IPCC rapporten niet net zo erg, zo niet nog veel erger? Waarop men oprecht aangaf die rapporten toch wel een stuk hoger aan te slaan. Ik ben er persoonlijk echter van overtuigd dat de NIPCC-rapporten van Singer wetenschappelijk zuiverder in elkaar zitten dan de IPCC-eindrapporten. Alleen al omdat ze gewoon door een aantal wetenschappers gemaakt worden, die zich daarbij bepaalde standaards opgelegd hebben, simpelweg om geloofwaardig te zijn. Dit in tegenstelling tot de IPCC-eindrapporten, die tot stand komen na grote politieke inmenging van regeringen en NGOs, waarbij er vaak van het uitstekende werk van de wetenschappers in de aangeleverde onderzoeken niets meer overblijft. Daar komen nog bij het op grote schaal gebruiken van de zg. grijze, niet wetenschappelijke bronnen, en het bewust doorvoeren van fouten ondanks sterke kritiek van reviewers, zoals in gletsjergate. Dit wordt mogelijk gemaakt door de bij het IPCC überhaupt onaantastbare positie van de auteur, die zich niets van de reviewers hoeft aan te trekken, en dat ook meestal niet doet. Dit proces is geheel in strijd met hoe het peer-review proces in de wetenschap wordt toegepast, en kan dus ook niet leiden tot een goed wetenschappelijk resultaat.
De NIPCC doet dit zonder meer beter. Wat natuurlijk niets zegt over hun gelijk, het blijft natuurlijk wetenschap, en die gaat niet over de waarheid, zoals ik al eens uitgebreid hier beschreef, ook n.a.v de Heartland conferentie. Maar het is dus wel wetenschap.
Na vanmiddag mag dus in discussies nooit meer het argument gebruikt worden dat de sceptici allemaal charlatans zijn die zonder enige wetenschappelijke basis kritiek op de mainstream opvattingen uitkramen, om uiterst dubieuze persoonlijke motieven. Er is een grote hoeveelheid goede sceptische peer-reviewed literatuur, en die is heel eenvoudig toegankelijk via de verwijzingen in de NIPCC-rapporten, die gratis te downloaden zijn. Mede dank zij Fred Singer, die met deze constatering vanmiddag bij ons KNMI een verdiende rehabilitatie kreeg. Fijn voor Singer, en een groot compliment voor het KNMI waard.
De lezing
Singer stipte drie onderwerpen aan:
1. Komen de klimaatmodellen overeen met de waarnemingen?
Mede door zijn eigen onderzoeken naar de hier al zo vaak aangehaalde 'Missing Tropical Hot Spot' wordt aangetoond dat dit niet het geval is: waar volgens de modellen op fysische basis boven de tropen in de tropopauze een grote opwarming zou moeten plaatsvinden, vinden alle ballon- en satellietwaarnemingen al 20 jaar alleen maar afkoeling. Zolang daar geen verklaring voor is, kunnen de klimaatmodellen niet beschouwd worden als een goede representatie van het klimaat. Helder uitgelegd, en geen speld tussen te krijgen. Dit schopt de basis onder de AGW-hypothese uit en is in mijn ogen de kern van het huidige debat: hoe kan zoveel waarde gehecht worden aan aantoonbaar foute modellen? Singer sloot het onderwerp af met de conclusie dat er dus geen opwarming optreedt door CO2-uitstoot .
Nu kun je héél véél afleiden uit de missing hotspot, maar dit is duidelijk een grote stap te ver. Dat je kunt aantonen dat het bewijs onder de AGW-hypothese niet deugt, wil helemaal nog niet zeggen dat er geen opwarming kan zijn door CO2 toename. Een duidelijke faux pas, die ik zou afstraffen bij alarmisten en waarvoor ook Singer een standje dient te krijgen.
Overigens gaf hij later in ander verband wél aan dat we niet keihard kunnen bewijzen dat er geen grote opwarming kan optreden door CO2, alleen dat het door het IPCC aangevoerde bewijs daarvoor aantoonbaar niet klopt.
2. De uitkomsten van de IPCC modellen zijn gebaseerd op veel te weinig runs om enige geldigheid te hebben.
Japanse onderzoekers hebben data vrijgegeven waaruit blijkt dat er per run enorme verschillen kunnen optreden in de voorspelde opwarming, er kan zelfs een factor 10 tussen zitten, zoals hij ook liet zien. Afhankelijk van de gevraagde periode (40 of 20 jaar) heb je minstens 10 resp 20 runs nodig, voor het resultaat significant wordt, terwijl er door het IPCC nooit méér dan 5 runs gedaan worden.
Dit was een nieuw onderwerp, dat Singer nog maar sinds kort bestudeert, maar het leek een heel valide benadering. Hierover dacht de KNMI-spreker Prof Drijfhout overigens geheel anders, waarover later meer.
3. De IPCC-temperatuurreeks van de laatste eeuw klopt met geen enkele andere waarneming
Dit is het gevolg van het volstrekt onvoldoende meenemen van het Urban Heat Effect (UHE). Het aantal meetstations is enorm teruggebracht, waarbij streng is gelet op de directe omgeving van de meetplek, waardoor er nu voornamelijk nog op vliegvelden gemeten wordt. Dat is per definitie een zeer verharde omgeving waardoor een veel hogere temperatuur te verwachten is. Ook dit verhaal klonk mij zeer overtuigend in de oren, temeer daar ik ook regelmatig met Andries Rozema praat, die bij zijn metingen in de woestijn in Afrika en in de oceaan daar vlakbij voor de kust, twee plaatsten zonder UHE en dus zeer geschikt voor het meten van de zuivere invloed van CO2, over de laatste dertig jaar alleen maar een lichte afkoeling meet.
Maar Singer ging véél te kort door de bocht door de sterke stijging in de IPCC reeks geheel te gooien op het UHE. Dat speelt wel een rol, maar onderzoek heeft aangetoond dat de extra opwarming overdag grotendeels gecompenseerd wordt door extra afkoeling s nachts, waardoor er netto amper vertekening van de gemeten gemiddelde waarde optreedt. Er blijven méér dan genoeg redenen om ernstige vraagtekens te zetten bij de IPCC temperatuurreeks van 1970 tot 2000, maar zo simpel als Singer die verklaarde, is het beslist niet.
De paneldiscussie
Komen had twee stellingen voorbereid waarover in eerste instantie onderling gediscussieerd zou worden tussen de sprekers.
A. Climate Scientists must communicate uncertainties and their consequences
Professor Bart van de Hurk stelde dat het grote onderscheid tussen sceptici en alarmisten is dat de eersten de onzekerheden (fouten) sterk benadrukken, en de tweeden de consequenties (risicos). Hierbij hoorden de volgende achtergronden:
Uncertainties:
Natural variability
Imperfect models & knowledge
Unknown future developments
Consequences:
Physical hazards
Vulnerablility of society
Perception/political view
Die typering lijkt me juist, en zal ook beide partijen tevreden stellen. Sceptici achten zichzelf rationeler, met beide benen op de grond; en alarmisten staan zich vaker voor op hun morele uitgangspunten, en meer emotionele argumenten zoals het willen redden van een bedreigde wereld. Het is aannemelijk dat dit verschil in attitude vaak een productieve discussie in de weg staat.
B. None of current climate models overcome chaotic uncertainty
Prof. Sybren Drijfhout behandelde deze stelling, maar ik moet toegeven dat ik hem halverwege zijn betoog niet meer kon volgen. Overigens kreeg ik sterk de indruk dat hij en zijn groep wetenschappers op dit gebied zeer goed ingevoerd zijn, en dat hij er goed in slaagde de kritiek van Singer te weerleggen. Singer wees op een aantal overeenkomsten in beider benadering, en gaf aan de KNMI stukken hierover goed te gaan bestuderen alvorens er commentaar op te geven.
Ik vermoed dat dit voor Singer zeer nuttige informatie is, die hem vooruit helpt: of dit nu een betere onderbouwing voor zijn stelling oplevert, of juist het inzicht dat hij het mis had. Er komt in ieder geval open en goede wetenschappelijke communicatie tussen Singer en het KNMI. Ik vind dit wederom een uitstekend resultaat van deze dag.
De discussie met de zaal
Ook de discussie met de zaal verliep bijzonder goed, met bijna alleen inhoudelijk heldere vragen, waarop interessante reacties kwamen van de wel langzamerhand vermoeid ogende Singer, die regelmatig zichtbaar moeite had de vragen te verstaan. Maar na verduidelijking door Komen kwam er dan toch vaak weer een verrassend antwoord uit de grote bron aan onbehandelde slides van zijn presentatie.
Ter impressie, in flarden:
Hajo Smit wees op de onmogelijkheid om voor alle denkbare risicos preventief beleid te ontwikkelen, daarmee de nadruk op risicos van de alarmisten betwistend; Anne Debeil gaf aan dat er uitstekende methodieken zijn om juist de uncertainties van de sceptici te koppelen aan de risicos van de alarmisten en daarop beleid te baseren; Drijfhout typeerde het verschil tussen sceptici en alarmisten op basis van de aanname dat er tegenkoppelingen resp. meekoppelingen zijn op de invloed van CO2, iets waarin iedereen zich kon vinden; waar Singer wel tegen in bracht dat er bij een eventuele meekoppeling door waterdamp zoals door de alarmisten verwacht, een runaway effect onvermijdelijk zou zijn, dus dat er in ieder geval ook een tegenkoppeling moet zijn.
Professor Bas van Geel wees op de zeer grote invloed die uitgaat van 'solar variation', zoals bewezen wordt op zijn vakgebied van de paleoclimatologie, en verwacht op grond van de huidige lage zonneactiviteit binnen drie jaar weer koude winters zoals we die 50 jaar geleden hadden; maar daar stelde Drijfhout tegenover dat de normale zonnecyclus van 11 jaar helemaal niet terug gevonden wordt in de temperatuurreeksen, hoe kan dan de zon op langere tijdschaal wél opeens enorme invloed hebben; hij erkende de extreem sterke correlatie tussen 'solar variation' en klimaat, maar smeekte haast om een verklarende theorie.
Singer gaf aan dat de sceptische wereld zeer uiteenlopende meningen omvat; dat er zelfs een groep vooraanstaande fysici is die het broeikaseffect in strijd acht met de tweede wet van de thermodynamica; terwijl hij zelf het broeikaseffect wel degelijk accepteert, zij het dat hij de invloed ervan erg klein acht; dat hij zelf eerder gelooft in een verzadigingseffect van CO2 dan in een sterke tegenkoppeling, waardoor de temperatuur veel minder reageert dan de CO2 stijging zou doen vermoeden, maar dat we daar nog lang niet uit zijn.
Na de officiële afsluiting door Komen werd nog lang nagepraat, waarbij we inmiddels al niet eens meer staan te kijken van de vriendschappelijke gesprekken tussen de aanwezigen van alarmistische en sceptische overtuiging. Tevredenheid over de middag overheerste, en bewondering voor de toch al 87 jarige Singer, die zo helder, humoristisch en eigenlijk best relativerend zijn standpunten bracht. De in boeken en op het internet als de duivel afschilderde havik onder de sceptici bleek uiterst beminnelijk, vriendelijk en redelijk, en eerder een middenpositie in te nemen in de sceptische wereld dan een extreme positie.
Uiteraard heeft hij vanmiddag geen enkele alarmist bekeerd. Maar de middag bracht toch een aantal primeurs, en mag beslist als een nieuwe mijlpaal in het klimaatdebat gezien worden, in ieder geval in Nederland.
Echt bijzonder was dat na afloop de KNMI-sprekers en de dagvoorzitter op de uitnodiging van de organiserende sceptici ingingen om met hen te gaan dineren. Ook daarover valt het nodige aan u te melden, maar dat vindt u in een meer persoonlijk, volgend blog!
[Die volgende blog is
hier te vinden.]
Aldus het verslag van Theo Wolters (die kennelijk met héél weinig slaap toekan).
Dank Theo! Voortreffelijk werk!