'The Economist', een toonaangevend Brits blad, heeft een speciaal rapport gewijd aan, wat zij noemen, het wegsmeltende Noorden (The Melting North, 16 juni). Het bestaat uit een serie van acht artikelen, samen 14 bladzijden, met mooie illustraties. De strekking van het hele verhaal is, dat door de mens veroorzaakte opwarming van de aarde het drijvende poolijs langzaam verdwijnt. Dit zal twee consequenties hebben: er ontstaan meer mogelijkheden om eventuele mineralen op de zeebodem te ontginnen, en de biosfeer wordt aangetast, waardoor uiteindelijk diersoorten zullen verdwijnen. Dit wijst op een interessant dilemma.
Het klinkt allemaal heel belangwekkend, maar er zijn op het stuk nogal wat aanmerkingen te maken.
De eerste zin van het rapport luidt: Het noordpoolgebied warmt tweemaal zo snel op als de rest van de planeet. Hoe snel warmt die dan op? Uit betrouwbare metingen is gebleken dat de gemiddelde temperatuur van de atmosfeer, die van jaar tot jaar op en neergaat, in de laatste tien jaar niet noemenswaard is gestegen, eerder iets gedaald. Tweemaal nul is echter nog altijd nul. Je kunt dus niet zeggen dat de rest van de planeet (of de hele planeet) opwarmt. Wel dat de atmosfeer is opgewarmd tussen 1979 en 1998. Maar dat mag je niet zo maar extrapoleren naar de toekomst. Dat het noordpoolgebied merkbaar is opgewarmd is best mogelijk, zoals het zuidpoolgebied in diezelfde periode merkbaar is afgekoeld. Zo is in de laatste decennia ook West Europa warmer geworden en zuidelijk Zuid Amerika juist kouder. Zulke locale temperatuurveranderingen zijn van alle tijden en worden veroorzaakt door langzame veranderingen in de grootte en de richting van stromingen in de oceanen en in de atmosfeer, waardoor de inkomende zonnewarmte een beetje anders over het aardoppervlak wordt verdeeld.
Op allerlei plaatsen op de wereld gaat de temperatuur daardoor langzaam op en neer, met een periode van vaak enkele tientallen jaren. Daarnaast gaat de gemiddelde temperatuur van de atmosfeer op grillige wijze op en neer en dat komt in de eerste plaats door veranderingen in de zonne-activiteit. Maar er is niets dat er op wijst dat er blijvende klimaatveranderingen zouden optreden die veroorzaakt worden door de mens. Dit is nooit door experimenten aangetoond.
Het betoog wordt toegelicht met interessante voorbeelden. Eén daarvan betreft de doorvaarbaarheid van de NoordWest Passage, van de Atlantische naar de Stille oceaan, ten noorden van Canada. In het artikel wordt beweerd dat die sinds 2007 bevaarbaar is en dat dit de eerste maal is in mensenheugenis. De heugenis van die mensen is dan wel erg kort. Er hebben namelijk schepen door deze Passage gevaren rond 1900, rond 1930 en rond 1965. Het betreft een periodiek afsmelten en aangroeien van het drijfijs rond de Noordpool, waarvan de oorzaak nog niet goed begrepen wordt.
Overigens is de inkrimping van het noordpoolijs rond 2007 gepaard gegaan met een ongeveer even grote aangroeiing van het zuidpoolijs. Ook dat heeft waarschijnlijk te maken met de variaties in de oceaan- en atmosfeerstromingen.
Dan worden er resultaten vermeld van belangwekkende studies over de veranderingen in de populaties van allerlei zee-organismen, die weer als voeding dienen voor vogels en waterdieren. Hoe interessant deze studies ook zijn, is het beslist onjuist om de veranderingen toe te schrijven aan een door de mens veroorzaakte opwarming van de aarde. Daarover bestaan immers geen gegevens en bovendien zijn de biologische studies uitgevoerd over te korte perioden om daar enige verbanden uit te kunnen opmaken.
Het is merkwaardig dat deze studies (en vele andere) gebaseerd zijn op de theorie dat de aarde opwarmt door menselijk toedoen, namelijk door verbranding van steeds grotere hoeveelheden brandstoffen, waardoor het CO2gehalte van de atmosfeer inderdaad sterk is toegenomen. Je hoort vaak de bewering dat deze theorie wetenschappelijk geaccepteerd is. Niets is minder waar. De theorie is oorspronkelijk afkomstig van Arrhenius, die in 1896 een artikel publiceerde waarin hij voorspelde dat een verdubbeling van het CO2gehalte van de atmosfeer zou leiden tot een temperatuurstijging van 5°C. Deze theorie is kort daarna door enige van zijn landgenoten weerlegd (o.a. door Ångström). In 1906 publiceerde Arrhenius een artikel waarin hij bekende dat hij zich vergist had en dat die temperatuurstijging niet meer dan 1,6°C zou moeten zijn.
In het artikel wordt gesteld dat de wiskundige simulaties van opwarming van de aarde in grote lijnen juist zijn. Dat is beslist niet waar. Ze zijn gebaseerd op de eerste theorie van Arrhenius, maar ze zijn nooit bevestigd door werkelijke metingen. Toch zijn deze simulaties de basis geworden voor de AGWhypothese ('Anthropogenic Global Warming', door de mens veroorzaakte wereldwijde opwarming), die nu als uitgangspunt dient voor allerlei wetenschappelijke studies betreffende mogelijke gevolgen van een hypothetische opwarming. En die dient weer als basis voor politieke beslissingen die gaan over honderden miljarden euros. Naar mijn mening grotendeels weggegooid geld.
Het is droevig dat ook een blad als 'The Economist' deze dwaze mode zo kritiekloos volgt. Evenals helaas vele andere gerenommeerde kranten. Een mode die gebaseerd is op quasiwetenschap. Wanneer zou het werkelijke wetenschappelijke inzicht nu eens beginnen door te breken?
---
Het bovenstaande is gebaseerd op een uitvoerige literatuurstudie. Ik kan hieruit vooral de volgende publicaties aanbevelen, geschreven door vooraanstaande wetenschappers:
- Carter, Robert M. (2010), Climate : The Counter Consensus.
- Spencer, Roy W. (2010), The Great Global Warming Blunder.
Aldus Dick Thoenes
PS,
Eén van de serie artikelen uit 'The Economist' is gratis toegankelijk. Zie
hier. Voor de rest moet worden betaald.
Voor mijn eerdere DDS-bijdragen, zie