Is prostitutie slavernij?
Op de digitale opiniepagina van Trouw verscheen eerder deze week
een stuk van Simon Verduijn, bestuurskundige en onderzoeker aan de Radboud Universiteit Nijmegen, waarin hij aan de hand van het gedachtegoed van John Stuart Mill (één van de grootste liberale denkers ooit) een verbod op prostitutie bepleit.
Dat mag in eerste instantie wellicht vreemd klinken. Daarmee doel ik niet zozeer op dat hij een verbod wil op prostitutie, maar wel dat hij dat doet aan de hand van John Stuart Mil, die zijn bekendheid grotendeels dankt aan het door hem geformuleerde schadebeginsel, wat erop neerkomt dat er alleen in de vrijheid van een individu mag worden ingegrepen wanneer hij schade toebrengt aan anderen.
Nu oogt Mills schadebeginsel in eerste instantie simpeler dan het in wezen is, echter zal ik u daar niet mee vermoeien. Ervan uitgaande dat Mill schade begreep als fysieke schade mag het duidelijk zijn dat het aan de hand van zijn schadebeginsel lastig wordt om een verbod op prostitutie te rechtvaardigen.
Verduijn gooit het dan ook over een andere boeg, en haalt het door Mill bepleitte verbod op slavernijcontracten erbij. Dit houdt kortweg in dat het volgens Mill verboden moet zijn dat een persoon zichzelf als slaaf verkoopt, zelfs als hij dat geheel vrijwillig doet.
De oplettende lezer zal nu zijn wenkbrauwen fronzen, aangezien Mill in zijn schadebeginsel er immers blijk van heeft gegeven dat in zover een individu enkel schade aan zichzelf berokkent er niet in zijn vrijheid mag worden ingegrepen. Mills schadebeginsel zou zodoende in principe niet aan slavernijcontracten in de weg moeten staan.
Verduijn schrijft hierover: 'Als iemand zichzelf als slaaf verkoopt, geeft hij daarmee zijn vrijheid op - dan kan hij niet meer over zijn eigen vrijheid beschikken.' Vervolgens bepleit hij dat om een aantal reden prostitutie gelijk moet worden gesteld aan slavernij, en komt tot de conclusie dat ook Mill tegen legale prostitutie zou moeten zijn. (Voor de goede verstaander, valt tussen de regels door dan 'en wie zijn de voorstanders van de legale prostitutie om een grootheid als Mill tegen te spreken' te lezen.)
Helaas legt Verduijn de gedachte achter Mills pleidooi voor een verbod op slavernijcontracten iets te simpel uit.
Het is dan wel zo dat Mill dat verbod bepleit omdat het individu met een dergelijk contract zijn vrijheid opheft, maar die vrijheid moet worden begrepen als het in de toekomst naar eigen inzicht kunnen handelen. Daarbij moet u weten dat Mill geluk uitlegt als het constant naar eigen inzicht ontwikkelen van het eigen karakter en de eigen talenten, oftewel: de zelfontplooiing.
Vrijheid (in de zin van afwezigheid van inmenging van anderen) is voor Mill dan ook slechts van waarde in zoverre die dienstbaar is ten opzichte van die zelfontplooiing. Vrijheden die die zelfontplooiing ondermijnen door het individu de kans op het in de toekomst naar eigen inzicht te kunnen handelen te ontnemen, wil Mill dan ook beperken.
Terugkomend op Verduijns stuk is dringt zich dan de vraag op of het zichzelf vrijwillig prostitueren een dergelijke vrijheid is. Ikzelf denk van niet, en denk dat Mill het eerder eens zou zijn met een verbod op het gebruik van een verslavende en allesverwoestende drug als heroïne. Of er zoiets als vrijwillige prostitutie bestaat blijft evenwel de vraag...