Het grootste politieke nieuws van gisteren leek te zijn, dat het aftreden van Berlusconi, de Italiaanse premier, nabij was. Niet, dat het de eerste keer is dat zou gebeuren. Evenmin is het de eerste keer dat het laatste half jaar speculaties over de manier waarop Berlusconi het veld zal ruimen de ronde doen.
Wat de zaak geloofwaardiger maakte was de bron (een paladijn en voormalig minister van Berlusconi), maar vooral ook de manier waarop Italië nog tijdens de G20 in Cannes afgelopen week aankondigde, dat het IMF mede een oogje zou gaan houden op de manier waarop de Italiaanse regering haar bezuinigingen zou gaan doorvoeren. Italië komt daarmee in feite onder curatele van de internationale gemeenschap, en dat is een aanslag op zijn imago die Berlusconi nog slecht hebben kan.
Maakt een vertrek veel uit?
Zal het vertrek van Berlusconi de financiële markten gunstig stemmen? Tijdelijk zeker, maar wie gaat hem opvolgen? In de typische Berlusconi-stijl was dat precies wat de man zelf zich tijdens zijn persoptreden na de G20 afvroeg. Wie anders dan Berlusconi zou Italië op korte termijn overtuigend kunnen gaan vertegenwoordigen? Hij zag geen alternatief.
Natuurlijk zijn die er wel, maar gisteravond op de BBC werd gesproken over een Italiaanse regering van nationale eenheid, naar het voorbeeld van de Grieken. Dat gaat niet werken.
Regeringen van nationale eenheid zijn alleen effectief, als ze weinig alternatieven hebben voor hun koers op middellange termijn. De Grieken hebben helemaal geen keuzes meer, het EU-plan is leidend, basta.
De Italianen daarentegen moeten het over het overgrote deel van hun bezuinigingen nog eens zien te worden. Anders dan de meeste Europese landen zijn in Italië de afgelopen tien jaar geen structurele maatregelen genomen die toekomstige begrotingstekorten moeten beteugelen. Dat is een zwakte, maar het biedt ook mogelijkheden. In ieder geval, in politieke termen gesproken is er een hoop te regeren. De grote tegenstellingen tussen het rijke noorden en het straatarme zuiden spelen daarin ook een grote rol.
De pensioenregelingen moeten op de helling, het land dient hoognodig een aantal van de staatsholdings te privatiseren en de overheid als werkgever neemt een veel te groot deel van het GDP voor haar rekening.
Tremonti
Maar juist daarom zal een regering van nationale verdeeldheid het land niet vooruit helpen. Wie de leiding krijgt is voor de financiële markten veel belangrijker. Toen Berlusconi begin juli bekend maakte dat hij in 2013 niet herkiesbaar zou zijn, meende hij er ook goed aan te proberen de aspiraties van zijn minister van Financiën Tremonti de kop in te drukken, door hem openbaar uit te sluiten als opvolger, en een klaarblijkelijke marionet als kandidaat te noemen.
En dat, terwijl Tremonti kort daarvoor een bezuinigingspakket van 47 miljard had aangekondigd. Sindsdien is het tussen Berlusconi en de markten eigenlijk niet meer goed gekomen. De markten reageerden heel snel; de Italiaanse schuldpapieren kregen te maken met snel stijgende en maakt het land deel uit van het rijtje landen die de controle dreigen te verliezen. Tremonti hoeft geen premier te worden, maar het is heel duidelijk dat zijn beleid meer vertrouwen heeft dan dat van mogelijke alternatieven.
Italië staat er vrij beroerd voor, maar eigenlijk is dat al tamelijk lang zo. Met een staatsschuld van ca. 120% van het GDP, met 1,9 triljoen euro de derde hoogste staatsschuld ter wereld (na de USA en Japan) is het eigenlijk een wonder dat het land de zaak zo lang stabiel heeft weten te houden. Want dat heeft het wel degelijk. Objectief gezien heeft Spanje veel grotere problemen.
De Italiaanse schuld
De Italiaanse schuld is de laatste jaren veel stabieler geweest dan die van veel andere eurolanden. Wat het land lijkt te gaan nekken is de stijgende rente als gevolg van de Griekse crisis. De rente op Italiaanse staatsleningen steeg gistermorgen tot 6,7%. De komende vijf jaar dient Italië 900 miljard te herfinancieren, waarvan alleen volgend jaar al 300 miljard. Die hogere rentelasten kan het land niet dragen.
Bovendien, de grens van 7% was die waarboven landen als Ierland en Griekenland de EU om een bail-out moesten vragen. Dit lijkt een magisch getal geworden, welk een eigen leven is gaan leiden. Komt de Italiaanse rente boven de 7%, dan is een infarct eigenlijk niet meer te stuiten, zo is de verwachting.
Ook de ECB lijkt niet veel meer voor Italië te kunnen betekenen. De steunaankopen van Italiaans schuldpapier op de secundaire markt sinds augustus heeft de zich voortzettende rentestijging niet kunnen voorkomen. De stijging van gistermorgen echter was mede te danken aan een interview in de Italiaanse krant La Stampa, waarin ECB-bestuurder Yves Mersch aangaf, dat de ECB overweegt die aankopen te staken.
Wat nu?
De grote vraag is natuurlijk, wat nu? Italië is too big to fail, maar ook too big to bail (out), zo wordt steeds gezegd. De EU is niet in staat een vangnet te construeren dat groot en stevig genoeg is om Italië te redden. Een faillissement (ook een gecontroleerd, zoals het Griekse) zou voor de gehele Eurozone dodelijke gevolgen hebben. In de tijden voor de euro werd ingevoerd hadden de deelnemende landen in geval van nood het wapen van een devaluatie beschikbaar, waardoor het land uiteindelijk altijd in staat was haar schulden te voldoen.
Maar, Italië terug naar de lire?
Op het eerste gezicht lijkt het een mogelijkheid, al staat vast dat de euro dat in haar huidige vorm niet zou overleven. Het alternatief is dat onder leiding van het IMF de economie kapot wordt bezuinigd, en met een nieuwe recessie in aantocht (onvermijdelijk), staat het land een lange lijdensweg te wachten.
De grote vraag is eigenlijk, heeft een land vóór het daadwerkelijk voor een faillissement komt te staan de mogelijkheid zich op enigerlei wijze uit de euro terug te trekken? Want de oude schulden moeten wel worden afbetaald. Vanuit Frankrijk is aan Italië zoveel geleend (circa éénderde van de Italiaanse schuld is met Frans geld gefinancierd!! Dat is meer dat 600 miljard.), dat ook Frankrijk omvalt als Italië failleert. Daarmee is de inzet van deze crisis opnieuw verhoogd.
Verwevenheid
De verwevenheid van Italië met Frankrijk brengt een nieuw risico in het spel. Als twee van de zes oprichters van de EC in zulk zwaar weer verzeild zitten, raakt dat het hart van de EU. Als Italië in haar val inderdaad Frankrijk mee zou kunnen sleuren, zullen we opnieuw zien dat de rijke landen een ultieme inspanning zullen proberen te leveren, desnoods door landen als Spanje, Portugal en Griekenland aan hun lot over te laten.
Een gezamenlijke financiële ondergang van Frankrijk en Italië zou het einde van de EU kunnen betekenen. De bezuiniging van 100 miljard die Frankrijk vandaag aankondigde, illustreert dat Sarkozy zich dit bewust geworden is.