In Nederland woedt een nieuw generatieconflict. De kinderen van de babyboomers verwijten hun ouders dat ze er op los hebben geleefd en er financieel een potje van hebben gemaakt. Daardoor zitten we nu met een onbetaalbaar geworden verzorgingsstaat en een schuldencrisis die ervoor zorgt dat 'onze kinderen' in de toekomst slechter af zijn en niet meer kunnen rekenen op het hetzelfde voorzieningenniveau als hun ouders. In de jaren zestig vroegen de spraakmakers van de protestgeneratie aan hun ouders of ze wel goed waren geweest in de oorlog en werd de wederopbouwgeneratie verweten alleen maar in de weer te zijn met geld. Nu krijgt die protestgeneratie van de nieuwe generatie te horen dat zij het materiële eigenbelang heeft nagejaagd en alleen maar schuld heeft nagelaten. En in het vrijgevochten Nederland, waar de geest van de jaren zestig luider klonk dan waar ook in West-Europa, klinkt die klacht het hardst.
Dat is niet verwonderlijk. Kinderen die gewend zijn hun zin te krijgen, zullen eerder alarm slaan dan kinderen die op hun beurt moeten wachten. Maar zijn die klachten ook terecht? In landen als Spanje en Italië, waar de oudere generaties nog echt de baas zijn en vooral jongemannen vaak nog tot hun veertigste bij moeder thuis wonen, is de jeugdwerkloosheid veel hoger. De politiek in zuidelijke landen en ook in Frankrijk wordt door late vijftigers, zestigers en zeventigers gedomineerd, en in Italië is het staatshoofd vaak een tachtiger. Dat is natuurlijk een symbolische functie, maar vergeleken met Nederland kun je spreken van een gerontocratie. Hoe jong, vief en viriel Berlusconi zich ook voordoet, het blijft een vieze oude man. Hij is vanwege alle fratsen nu afgelost voor een minder losbollig persoon, maar jong kun je Mario Monti zeker niet noemen en zijn 'frisse wind' is alweer over zijn hoogtepunt heen. Wel is een land als Italië een bewijs dat oud niet altijd wijzer betekent en dat ouderen geen garantie zijn voor verantwoordelijk bestuur. Wat nog niet wil zeggen dat de jongeren het beter zullen doen. Toen de jongeren het in Italië voor het zeggen kregen, dankzij een nieuwe beweging die na een mars op Rome voor energie, futurisme en nog meer beweging stond, reden de treinen op tijd. Dat maakte op tijdgenoten in heel Europa indruk. Maar het experiment ontspoorde gewelddadig en werd na 1945 niet meer voor herhaling vatbaar geacht. De oude mannen van het type De Gasperi, Adenauer en De Gaulle namen het toen weer over, om de Europese toekomst in betere banen te leiden.
In Nederland hebben we andere ervaringen. Toen Ruud Lubbers de puinhopen van de jaren zestig en zeventig kwam opruimen, was hij 43. De puinhopen van Paars werden door de jonge veertiger Jan Peter Balkenende geruimd, en de puinhopen van JPB door Mark Rutte, die wederom op 43-jarige leeftijd aan zijn minderheidsklus begon. Er is nog wel een enkele vijftigplusser minister, maar in het parlement zijn vijftigers al zo schaars en saai geworden dat Jan Nagel op zoek moest naar een vroege zestiger (een onvervalste boomer dus) om voor zijn ouderenpartij een aansprekend gezicht te vinden. Dat zo´n 50Pluspartij nodig wordt geacht, laat al zien dat jongeren het hier voor het zeggen hebben en nog brutaler zijn geworden dan ze veertig jaar geleden al waren. De babyboomgeneratie staat nu aan de vooravond van een collectief pensioen, maar is deels al uit het arbeidsproces getreden. Daardoor staat zij straks ook machteloos als er met grote ijver en afgunst aan haar rechten wordt geknaagd. Wie niet werkt, kan niet staken, en is weerloos tegen het verder ophogen van de AOW-leeftijd en het afstempelen van pensioenrechten en het economiseren van de bejaardenzorg. De kinderen van de babyboomers klagen dat zij langer en harder zullen 'moeten' werken, maar door de vergrijzing en het massaal wegvallen van de babyboomers krijgen zij ook eerder betere banen en verdienen zij hogere inkomens. Dat geeft ook weer mogelijkheid om er straks uit eigen beweging eerder mee op te houden. En wellicht kunnen zij naar keuze ook langer doorwerken, waardoor ze langer op altijd schaarse machtsposities blijven zitten tegen nog betere afkoopcondities.
Ik wil het gedachtenexperiment niet afmaken, maar het geweeklaag van de jeugd van vandaag doet erg gemakzuchtig aan. Dat is niks nieuws, dat was in de jaren zestig ook al zo. Maar de jongeren van vandaag hebben het economische voordeel dat zij met minder zijn, waardoor zij de grijze toekomst met minder generatiegenoten hoeven te delen en misschien wel, als zij hun schatjes van kinderen beter weten te disciplineren, langer het rijk alleen hebben. Het is ze gegund. Maar zeg niet dat de oorspronkelijke babyboomers er een zooitje van hebben gemaakt. Vergeleken met de zuidelijke landen staat Nederland er beter voor, zijn er minder schulden gemaakt en hebben de boomers het helemaal niet zo gek gedaan. Goedbeschouwd hebben de jongeren van vandaag, in een tijd dat een jaartje backpacken in Australië op kosten van pa en ma omwille van je algemene ontwikkeling of een taalcursus in China na je HAVO-diploma geen uitzondering zijn, weinig reden tot klagen. Daarom doen ze het des te meer, want klagen loont en de klachten van jongeren vinden hier meer gehoor dan waar ook in Europa. Overal wordt permanent, alsof het iets heel nieuws en origineels betreft, het reclamelied van de verjonging en de vernieuwing gezongen. Politici vertellen zelfs dat de staatsschuld naar beneden moet 'voor onze kinderen'. Nederland wordt sinds de jaren zeventig door een populaire, feestvierende, lawaaiige jongerencultuur gedomineerd. Protesteren daartegen heeft geen zin, ook niet door een protestgeneratie onder wie deze losse levensstijl school heeft gemaakt.