Als ik een Nederlandse boer was had ik al lang in Canada politiek asiel aangevraagd.
Je leest er wel vaker over: hoe Nederlandse boeren door regelgeving failliet gemaakt worden; men verliest bijvoorbeeld de concurrentiestrijd doordat schaalvoordelen worden misgelopen omdat uitbreiding onmogelijk wordt gemaakt door (milieu-)regelgeving. Een
toenemend aantal boeren wil daarom Nederland ontvluchten, op zoek naar een land,
zoals Canada, waar ze nog hun werk kunnen uitoefenen zonder aan gigantische administratie- verplichtingen onderworpen te worden.
Het meest extreme voorbeeld van boertje-pesten vond tien jaar geleden plaats, tijdens de
mkz-crisis van 2001. Liefst 260.000 stuks vee, vrijwel allemaal kerngezond, werd toen omgebracht, waaronder 60.000 stuks vee afkomstig van boerderijen uit het Veluwse dorp Kootwijkerbroek. De EO zond hierover afgelopen donderdag de docufilm
'De Mannenbroeders van Kootjebroek' uit.
Vier betrokken, waaronder één boer, vertellen in de documentaire hun verhaal. Het gevoel dat hen onrecht is aangedaan zit diep: de vraag of men meer boos of verdrietig is, wordt beantwoord met het dichtslaan van een deur. En ze hebben een punt zo lijkt het: het afmaken van al het vee wordt ook door niet-boeren een overdreven maatregel geacht. Het doet ook denken aan de tijd van de varkensgriep, toen de Egyptische overheid alle door de christelijke minderheid gehouden varkens
liet doden. Verschil is dat de Egyptische christenen algemeen als onderdrukte minderheid worden erkend; de Kootwijkerbroekse boeren daarentegen strijden nog steeds voor erkenning van hun leed.
Ze hebben de tijdsgeest niet mee: tegenwoordig is er zelfs een partij in de Tweede Kamer, de Partij voor de Dieren, die het als één van haar kerntaken beschouwt om een karikaturaal, negatief beeld van boeren te schetsen. En emigreren wordt ook al moeilijk - wie wil immers nog een Nederlandse boerderij kopen? Dan resteert vermoedelijk slechts een tv-carrière.