Onze eigen Dirk-Jan van Baar had gisteren een paginagroot artikel van zijn hand in
de Volkskrant staan (Opinie & Debat, 27/01/11, 22). Hij betoogt daarin dat Duitsland gewend is andermans rekening te betalen en dat het land, hoe wrang ook, blij moet zijn dat ze voor Zuid-Europa mogen betalen. Op die manier staan andere landen ook eens bij Duitsland in het krijt.
Maar wil Duitsland nog steeds andermans rekeningen betalen, 65 jaar na het einde van de Tweede Wereldoorlog? En vinden wij dat we dat met goed fatsoen kunnen vragen?
De vanzelfsprekendheid van Duitse betalingen staat onder druk. Merkel protesteert vaak hard tegen de uit de hand lopende staatsfinanciën in de Club Med en hamert erop dat tegenover Duitse steun harde garanties moeten staan. Zuid-Europa zou bijvoorbeeld meer Duits georganiseerd moeten worden. Volgens Dirk-Jan wordt er aan deze gewenste 'Duitse keurslijf' slechts een lippendienst bewezen en blijft Zuid-Europa met 'Latijnse souplesse' omgaan met de regels. Op politiek niveau lijkt me dat vooralsnog inderdaad de harde realiteit. Maar laten we het noodlot niet tarten en Duitslands geduld op de proef stellen.
Merkels toon is namelijk meer dan alleen geweeklaag voor de bühne, zij spreekt met de stem van een generatie de Tweede Wereldoorlog achter zich wil laten en dus ook niet langer wil betalen uit schuldgevoel. Dat is een groot verschil met de oude rot Schäuble die de Duitse ereschuld en bijbehorende betalingen nog altijd zeer serieus neemt. Duitsland heeft voor velen betaald en steeds meer Duitsers zien de rekening als afbetaald. Ik denk niet dat ze zin hebben om een nieuwe rekening te openen. Daarom vraag ik me af in hoeverre de Duitsers blij zijn nu anderen bij hen in het krijt staan.