Het risico met een restauratie naar het oude is dat men niet slechts herstelt, maar fossiliseert. In het geval van het Rijks is deze valkuil succesvol vermeden.
Het Rijksmuseum is een Nederlandse lieu de mémoire. Niet alleen is het de plek die als geen ander de vaderlandse kunst vertegenwoordigt. Het is ook een centraal punt in de hoofdstad, de symbolische grens tussen het Amsterdam van de grachtengordel en de 19de en 20ste-eeuwse uitbouw. Generaties Amsterdammers kennen de ervaring van het fietsen van de ene naar de andere kant van de stad, door de tunnel van het Rijks een plezier dat we spoedig weer kunnen beleven.
Copyright Rijksmuseum. Voorhal, 2012. Jannes Linders
Jammer was het dan dat deze belangrijke plaats de afgelopen tien jaar er als een slapende reus bij lag, zowel qua de kunst die het herbergt als de architectuur die het is. Het verhaal is bekend. Een verbouwing die slechts enkele jaren zou duren werd door incompetentie en ongeluk ver boven budget en tijd voltooid. Zoals Antonio Ortiz, de Spaanse architect die de verbouwing begeleidde, grapte: I apologise for not speaking Dutch. Had I known that my relationship with the Netherlands would have been so longlasting, I would have learned the language.
Temidden van deze collectieve deceptie zou men bijna de redenen vergeten voor de verbouwing. Die gingen dieper dan de periodieke opknapbeurt die elk museum nodig heeft. Men wilde een laat-Romantisch gebouw, dat kwam aan het einde van een periode nostalgische hunkering naar de Middeleeuwen en dier esthetiek, bevrijden van het modernistisch sediment dat erop was aangekoekt. Wij weten het niet meer, maar het Rijksmuseum was een misbruikt gebouw, waar de muurschilderingen van ridders en jonkvrouwen, het glas en lood van dichters en kunstenaars, bruut werden overschreeuwd door klunzige 20ste-eeuwse toevoegingen. Terug naar Cuypers' oorspronkelijke visie was dan ook het devies.
Het risico met een restauratie naar het oude is dat men niet slechts herstelt, maar fossiliseert. Wij leven niet in de 19de eeuw. Onze behoeften zijn anders dan toen. Waar het Rijksmuseum destijds kon volstaan met, in de woorden van zijn huidige hoofddirecteur Wim Pijbes, een nationale schatkamer zijn van Nederlandse kunst, moet het nu ook aldus directeur Collecties Taco Dibbits het nationale museum voor geschiedenis zijn. De kunst is om het herstel van het oude te integreren met de wens van het nieuwe.
Ik kan er kort over zijn. Het Rijksmuseum is daar op verbluffende wijze in geslaagd.
De grote lijn is bekend en veel becommentarieerd. De kunst is niet meer traditioneel ingedeeld naar medium (beeldhouwkunst, schilderkunst, meubels). Nee, dit is kunst als narrative history, een wandeling door de laatste 800 jaar Lage Landen aan de hand van de prachtige voorwerpen die er zijn geproduceerd, met uitstapjes naar de omringende landen door wie onze kunst en geschiedenis mede is gevormd. Als bekroning De Nachtwacht, aan het eind van de Eregalerij, als fysiek middelpunt van het museum en spiritueel centrum van de Nederlandse kunst, zo centraal geplaatst als de Salon du Roi in Versailles, of het baldakijn in de Sint Pieter, en met dezelfde plechtige bedoeling.
Nachtwachtzaal, 2013. foto: Iwan Baan.
Het meest treffende en verfrissende - aan het nieuwe Rijksmuseum is dan ook wellicht dat het zo on-Nederlands is in zijn schaamteloze trots op de Nederlandse prestaties, en de grandeur waarmee het deze presenteert. Het voelt bijna Frans aan in de beste zin van het woord (wellicht is het niet verbazend dat het interieur van de hand van Jean-Michel Wilmotte is, een man die ook verantwoordelijk is voor de inrichting van het Louvre). Dit is kunst als soft power, als rayonnement culturel, een grootse, krachtige viering van onze culturele geschiedenis. De centraliteit van de Nachtwacht is daar maar één voorbeeld van. Denk ook aan de plaatsing van het linieschip William Rex, in het midden van een langwerpige zaal, inrammend op het achtersteven van de Royal Charles, buitgemaakt door Michiel de Ruyter bij de slag bij Chatham.
William Rex, tegenover achtersteven Royal Charles. Foto: Robbert Tan.
Of zie dit elegante portret door Anthony van Dyck van de jonge stadhouder Willem II en zijn vrouw Mary, de ouders van stadhouder en koning Willem III, de man die de Britse eilanden en de Zeven Provinciën al is het maar even verenigde, en de strijd aanging met de grote Lodewijk.
Willem II Van Oranje met zijn toekomstige bruid Maria Stuart door Antoon van Dyck. 1647-1650. foto: Robbert Tan
Zelfs de relatieve burgerlijkheid van het jonge Koninkrijk wordt gevierd met een Empire zaal waarin koning Willem I moeiteloos de slag bij Waterloo volgt, Lodewijk-Napoleon en waarom niet - de Keizer zelf.
Empire zaal, 19e eeuw. Foto: Erik Smits
Morgen gaat het Rijksmuseum weer open voor het publiek. Iedereen kan - en wat mij betreft moet - zelf ervaren wat een ongelooflijk plezierige ervaring het nieuwe museum is geworden, vooral de jonge generatie die er nog nooit is geweest. Het is de tien jaar afwezigheid meer dan waard geweest. Het enige wat nog ontbreekt is toestemming om, als de Fransen, onbezorgd de Eregalerij door te rennen als in Bande à part / The Dreamers . Ach, wij hebben onze mooie fietspassage...