Het minimumloon werd in Nederland ingevoerd op 27 november 1968 en bedroeg toen 100 gulden per week. Over de economische effecten van het minimumloon bestaat geen consensus onder economen.
De tegenstanders zijn van mening dat het minimumloon werkloosheid veroorzaakt, omdat werkgevers geen werknemers zullen aannemen als de arbeidsproductiviteit van de betreffende mensen dat niet rechtvaardigt. Voorstanders zijn van mening, dat een minimumloon juist dwingt tot het verhogen van de arbeidsproductiviteit en daarnaast de koopkracht op peil houdt. Op dit moment bedraagt het wettelijk minimumloon in Nederland voor personen van 23 jaar en ouder EUR 1477,80 bruto per maand. Voor jongeren is er een staffel.
Als we kijken naar de situatie in de eurozone, zijn de verschillen in minimumloon nogal groot (wat volkomen in strijd is met het allereerste criterium voor een muntunie, namelijk arbeidsmobiliteit, maar dat terzijde). Zo zien we dat er in België een minimumloon is van ca. 800 euro bruto per maand, in Duitsland en zes andere landen van de EU is helemaal geen minimumloon, Frankrijk kent het SMIC (1445 euro bruto per maand), en in landen als Portugal en Griekenland zien we een minimumloon van ca. 600 euro per maand. Overigens wordt er door de regering Merkel in Duitsland momenteel gewerkt aan een algemeen minimumloon en is daar nu e.e.a. geregeld via CAOs.
Als we kijken naar bovenstaande grafiek van Eurostat, zien we een groot verschil in jeugdwerkloosheid tussen landen mét een minimumloon en landen zonder minimumloon, in het voordeel van de laatste categorie.
Oplopende jeugdwerkloosheid
In Nederland zien we momenteel een in mijn ogen buitengewoon zorgelijke stijging van de jeugdwerkloosheid. Volgens het CBS was in 2013 gemiddeld 16 procent van de 15 tot 25-jarige beroepsbevolking werkloos. In de periode 2008 - 2013 is de jeugdwerkloosheid gestegen met bijna 8 procent. De jeugdwerkloosheid onder niet-westerse allochtone jongeren is verhoudingsgewijs groter en neemt ook sneller toe dan onder autochtone jongeren. In 2013 was ruim 32 procent van de niet-westerse allochtone jongeren werkloos, van de autochtone jongeren was dat 13 procent.
Ik denk dat iedereen in zijn directe omgeving de negatieve gevolgen kan constateren van de oplopende jeugdwerkloosheid. Wat ik zelf ook zie is een tendens dat jongeren langer thuis blijven wonen bij de ouders, het is geen uitzondering meer dat mensen tot 25 jaar of zelfs langer bij de ouders blijven wonen. Ze kunnen ook moeilijk anders, zeker als ze geen werk hebben of laagbetaald werk, want dan kom je niet eens in aanmerking voor een hypotheek of een huurwoning.
Een grote hoeveelheid jongeren van pakweg 18 tot 25 jaar die rondlopen zonder werk en zonder doel (als ze niet meer studeren), is natuurlijk vragen om problemen. Ze ontwikkelen vaak negatief gedrag en beïnvloeden elkaar op een negatieve manier. Daardoor neemt enerzijds het risico toe op drank- en drugsverslaving (vluchten voor negatieve gevoelens) met als mogelijk gevolg het in de criminaliteit belanden. Anderzijds zien we ook een toenemende kans op radicalisering, zie de immense problemen met vooral allochtone jongeren die zich opgeven als Jihad-strijders.
Tref nu maatregelen!
In mijn artikel van vorige week op DDS Finance,
Maak van Nederland een banenmachine!, pleit ik dan ook nadrukkelijk voor een aantal maatregelen om de arbeidsmarkt te hervormen (anders dan de halfslachtige maatregelen van het kabinet Rutte-Asscher) en snel meer banen te scheppen. Eén van de mogelijke maatregelen die ik noemde, is een
flexibilisering van het minimumloon.
Ik realiseer mij namelijk heel goed, dat het afschaffen van het minimumloon in de Nederlandse verhoudingen onmogelijk is en misschien ook onwenselijk. Waarvoor ik pleit, is een uitzondering maken voor eenvoudig werk in een aantal sectoren, desnoods als tijdelijke maatregel om jongeren snel aan de slag te helpen en ze weer binnen het arbeidsproces te halen.
Natuurlijk is dat voor hen geen permanente oplossing, maar een eerste stap: ze kunnen zelf een leuk bedrag verdienen en hoeven thuis of bij de overheid hun hand niet meer op te houden. Ze ontwikkelen dus een positiever zelfbeeld. Overheid én bedrijfsleven zouden kunnen stimuleren dat deze jongeren zich vervolgens door ontwikkelen naar beter betaalde banen (door training-on-the-job, coaching, opleidingen e.d.). Zo kan er een positieve dynamiek ontstaan.
Tot slot wil ik erop wijzen dat bij de gedeeltelijke flexibilisering van het minimumloon waar ik voor pleit, een risico bestaat op een weglekeffect als de betreffende banen zouden worden ingenomen door jongeren uit andere Europese landen. Dat is natuurlijk niet de bedoeling. Ik vind dan ook dat deze maatregel alleen zou moeten gelden voor huidige ingezetenen in Nederland. Mogelijk zal dit een conflict oproepen met EU-wetgeving, maar zoals ik al vaker heb opgemerkt: daar moesten we ons voorlopig maar niet al te veel van aantrekken.