Er is in de afgelopen vijf jaar veel veranderd.
Toespraak door Pieter Cleppe op het seminarie van het Nederlands Instituut voor Internationale Betrekkingen Clingendael in Den Haag over Het veranderende Brusselse strijdtoneel, 27 maart 2014.
In vergelijking met 2009 is er veel veranderd.
De EU werd voorpaginanieuws, dankzij de eurocrisis. Eindelijk raakte de bevolking geïnteresseerd, na zovele pogingen van de eurocraten, al was het dan misschien niet helemaal zoals die het in gedachten hadden. Het raakte het hart van het politieke debat. Nog nooit eerder was dit gebeurd, zelfs niet ten tijde van het referendum over de Europese Grondwet in Nederland en Frankrijk in 2005.
Ondanks de eindeloze berichten in de pers dat Wilders, Le Pen en co het Europees Parlement na mei zullen gaan domineren, tonen de peilingen niet aan dat het EP er fundamenteel anders zal uitzien. Zoals onderstaand overzicht van peilingen aantoont, blijven de twee grootste groepen met voorsprong de Europese Volkspartij (EVP/EPP) en de sociaal-democraten (S&D). Het spel binnen het Europees Parlement zal dus niet fundamenteel veranderen, ondanks de verdriedubbeling van de groep Non-Inscrits (NI) met Wilders, Le Pen en de FPÖ en het succes van de extreem-linkse GUE-groep:
Wat er wel lijkt te gebeuren, is dat protestpartijen (soms extreem-rechts of extreem-links zoals Le Pen of Syriza, soms gematigd rechts of gematigd links, zoals UKIP, AFD en Beppe Grillo) het goed zullen doen in vier cruciale landen, waaronder Nederland. Al zal dit weinig invloed hebben op de werking van het Europees Parlement, waar ze nog te klein zullen blijven om een echt verschil te maken, het kan grote druk op de EU-politiek zetten van hun nationale regeringen.
1. Nederland.
Waarom is Nederland één van de cruciale landen? Het wordt gezien als het tweede belangrijkste Noordelijke land binnen de eurozone, de secondant van Duitsland binnen de groep van de netto-betalers. Tot voor kort was Geert Wilders PVV in de peilingen de grootste partij. Maar ook de eurosceptische Socialistische Partij wordt steeds groter. Een goed resultaat voor Wilders en de SP zou niet enkel een afstraffing van de eurotransfers en machtsconcentratie op EU-niveau betekenen. Ook het vrij verkeer van personen, een kernverworvenheid van de EU, kan onder vuur komen als politici een antwoord willen geven op de wensen van Wilders.
Hoewel de stemming in Nederland is veranderd, willen de meeste Nederlanders de EU weliswaar niet verlaten. De Nederlandse regering staat dan ook vooral onder druk om hervormingen na te streven, waar ze oprecht haar best voor doet. Een belangrijk gevolg van de veranderde stemming is echter ook dat indien er zich een nieuwe financiële schok voordoet (wegens problemen met het Chinese bankensysteem, een Amerikaanse
aandelencrash etc.) die de euro onder druk zet, het moeilijker zal worden voor de Nederlandse regering om in te stemmen met een tweede grote ronde van fiscale transfers (noot: het geven van een lening aan een rente die de markt nooit zou toekennen komt neer op een gift). Tevens is het onwaarschijnlijk dat Nederland zich nog flexibel zal opstellen ten opzichte van een toekomstige uitbreiding van de EU of in discussies over het uitbreiden van de Schengenzone naar Roemenië, Bulgarije of Kroatië.
2. Groot-Brittannië
Toen Tony Blair nog Prime Minister was beloofde hij aan de Britten een referendum over de Europese Grondwet. Frankrijk en Nederland stemden in 2005 echter de Grondwet al weg. Toen het Verdrag van Lissabon, dat
volgens Valéry Giscard d'Estaing, de voorzitter van de Europese Conventie die de Europese Grondwet opstelde, hetzelfde was qua inhoud als de Europese Grondwet, loodste Blair het verdrag toch gewoon zonder referendum door het Parlement. Idem in Nederland.
Een jarenlange frustratie over hoe de EU zich sindsdien ontwikkelde, gecombineerd met de eurocrisis die de EU in een slecht daglicht stelde en de financiële crisis, leidden ertoe dat we nu sinds een paar jaar de voorstanders van een uitstap uit de EU in vele peilingen in de meerderheid zien. Wanneer in peilingen echter een derde optie, naast IN or OUT, wordt voorgesteld aan de Britten, namelijk een hervorming van de EU, is een overgrote meerderheid van de Britten voor een verder EU lidmaatschap. Dat is dan wel op voorwaarde dat de EU fundamenteel wordt hervormd en er bevoegdheden naar de lidstaten terugkeren.
De Britse Conservatieve Prime Minister Cameron
beloofde verleden jaar een in/uit referendum te organiseren in 2017 indien hij herverkozen wordt in 2015. Dit zou moeten gebeuren na een hervormingsronde van de EU verdragen die hij denkt te zullen verkrijgen, hervormingen die moeten leiden tot een meer gestroomlijnde en minder centralistische EU.
Ed Milliband, de leider van Labour, wil echter slechts een referendum organiseren wanneer er nieuwe bevoegdheden aan de Europese Unie overgedragen worden.
De UK Independence Party (UKIP) , een partij die de uitstap van het Verenigd Koninkrijk uit de Europese Unie bepleit, kwam onlangs voor de eerste keer als grootste Britse partij uit de bus in een peiling voor de Europese parlementsverkiezingen, wat de Tories sterk onder druk zet. Als UKIP effectief zo groot wordt in de Europese verkiezingen en Labour in 2015 de nationale verkiezingen zou winnen, zou het goed kunnen dat de nieuwe leider van de Conservatieven ook voor EU-exit zal kiezen, om terug terrein te winnen op UKIP en Labour.
Als er dan een nieuw verdrag komt dat effectief bevoegdheden naar de EU verscheept, waardoor Milliband een referendum organiseert, zou het wel eens goed kunnen dat het electoraat hier tegen stemt in een referendum, met als gevolg een Britse exit. Het effect van de EP-verkiezingen kan dus langdurige en verstrekkende gevolgen hebben.
Aan de andere kant is het meer waarschijnlijk dat een nieuw verdrag eerder enkel de status van de eurozone zal veranderen, zoals de Duitse Minister van Financiën Schäuble al
meermaals suggereerde. Als Cameron er in slaagt om aan de macht te blijven, denkt hij een
aantal toegevingen binnen te kunnen halen die de Britten van een in kunnen overtuigen, zeker als UKIP het zo goed zou doen.
3. Duitsland
Duitsland was na België altijd het land waar het minst EU-kritiek te horen viel. Met de nadruk op wás. Dat was voor de anti-euro partij Alternative für Deutschland, die tot 7% van de stemmen zou kunnen halen en al bijna de kiesdrempel van 5% haalde in de nationale verkiezingen in september.
Dat was voor de kritiek op het eurobeleid vanuit de zeer gerespecteerd Bundesbank, niet enkel van voormalige Bundesbankbonzen zoals Axel Weber, Juergen Stark en Otmar Issing, maar ook van de huidige Bundesbank-voorzitter, Jens Weidmann, die voortdurend over het goedkoop geldbeleid en de lage rentevoeten klaagt, vanuit de Duitse ervaring uit het interbellum dat inflatie en expansief monetair beleid een samenleving kunnen ontwrichten.
Dat was voor de grote processen bij het Duits Grondwettelijk Hof, zoals het proces tegen het Verdrag van Lissabon, waarbij de rechters in 2009
toen stelden dat het Europees Parlement onvoldoende geschikt was om representatieve ( ) beslissingen op basis van meerderheid te nemen, en dat zolang er geen uniform Europees volk bestaat.
Of zoals het proces tegen het ECB programma Outright Monetary Transactions (OMT), waarbij de ECB belooft om
onbeperkte steun aan eurolanden in nood te geven. De vraag of dit programma onwettig is werd door het Duits Grondwettelijk Hof naar het EU-Hof in Luxemburg verwezen, waarbij de Duitse rechters wel duidelijk maakten dat ze het als onwettelijk
beschouwen, tenzij onder de eigen, strikte voorwaarden misschien. Ze maakten bovendien duidelijk dat ze maar al te graag
bereid zijn om een rechtstreekse clash aan te gaan met het EU-Hof in Luxemburg.
Of zoals het proces tegen het Europees Stabiliteitsmechanisme (ESM), dat de Duitse rechters wel onlangs als wettelijk beschouwen, maar er wel een
limiet voor instelden van 190 miljard euro als Duitse bijdrage, die enkel door de Bundestag kan worden gewijzigd.
Ook op vlak van migratie- en energiebeleid is toon tussen enerzijds Duitsland en anderzijds de Europese Commissie de laatste jaren veel scherper geworden.
Het mag alleszins duidelijk zijn dat hoe beter AfD het doet, hoe meer de Duitse instellingen een euro kritische reflex zullen aannemen.
4. Frankrijk
Frankrijk heeft een rijke traditie van hang naar soevereiniteit, zoals men bijvoorbeeld kon zien bij de
lege stoel crisis in de jaren 60, toen President De Gaulle weigerde om Frankrijk nog langer te laten deelnemen aan Europese vergaderingen als Franse vetos niet gehandhaafd bleven. Het zogenaamde Luxemburg-compromis in 1966 loste dit probleem op. Dit was een verklaring die een feitelijk vetorecht aan elke lidstaat toekende in zaken waar zeer gewichtige belangen van één of meerdere lidstaten op het spel stonden, een regeling die gold tot in 1986, wanneer vanaf de Europese Akte meer en meer stemmingen bij gekwalificeerde meerderheid werden ingevoerd.
Niettemin was Frankrijk niet het meest EU-kritische land in de voorbije jaren. Dat komt voornamelijk omdat het land een netto-ontvanger is van Europese hulp binnen de context van de eurocrisis, gezien het feit dat de Franse banken zo kwetsbaar zijn en ze een meer activistische ECB, en al zeker een transferunie, maar al te goed kunnen gebruiken.
Dat kan veranderen, met Marine Le Pen. Als zij het effectief zo goed doet als de peilingen aangeven, zal Frankrijk niet zo makkelijk de Duits-Nederlandse voorwaarden voor fiscale transfers binnen de eurozone aanvaarden. En dat kan dan op zijn beurt weer de steun voor de eenheidsmunt in Noord-Europa verzwakken.
Le Pen is onmiskenbaar een product van de financiële crisis, die Frankrijk hard treft, en de eurocrisis, die het land niet toelaat om uit het dal te kruipen via de oude beproefde methode de devaluatie, terwijl ook grote economische hervormingen taboe blijven. Het concrete gevolg van een zege van Le Pen kan zijn dat men poogt om de aandacht af te leiden van de economische problemen door het vrij verkeer van personen aan te pakken. Zo kan de eenheidsmunt, die bedoeld was om de Europeanen dichter bij elkaar te brengen, net één van die
grote Europese verworvenheden ondermijnen.
Maar laat ons eindigen op een positieve noot. Naast de protestpartijen hebben mainstreampartijen in bijna elke lidstaat voorstellen gedaan om de EU te hervormen. Angela Merkel zei dat het
denkbaar is om bevoegdheden terug te geven aan de lidstaten, de CSU wil minder Europese overregulering, en de Europese Commissie zelf heeft al een eerste
bescheiden aanzet gegeven, met REFIT. Frans Timmermans
vraagt de mogelijkheid van een rode kaart voor nationale parlementen en een kleinere Commissie. De Britse regering wil dat zo ongeveer allemaal ook. En Rachida Dati, een lid van de Franse oppositie en een belangrijke bondgenoot van de man die veel kans maakt om opnieuw Franse president te worden, Nicolas Sarkozy,
zei op ons congres van Open Europe in januari in Londen dat ze wil dat Frankrijk zich meer inspireert op de Europese ideëen van de Britse Premier Cameron.
Er is dus alvast een goede kans dat zon hervormingen na alle retoriek ook zullen worden geïmplementeerd. Dat kan zeker helpen om de bevolking aan boord te houden.
Pieter Cleppe vertegenwoordigt de onafhankelijke denktank Open Europe in Brussel.