In 1994 kreeg ons goede vaderland een nieuwe wet, de Algemene wet gelijke behandeling (Awgb). Doel van die wet was om, in lijn met artikel 1 van de Grondwet (dat uit 1983 dateert), iedere vorm van discriminatie in de samenleving tegen te gaan. In de wet staat een bepaling voor scholen voor niet-openbaar (bijzonder) onderwijs en die luidt dat deze scholen eisen aan hun medewerkers mogen stellen, maar alleen zolang die eisen niet leiden tot onderscheid op grond van het enkele feit van politieke gezindheid, ras, geslacht, nationaliteit, hetero- of homoseksuele gerichtheid of burgerlijke staat.
Het probleem school in de woorden enkele feit. Alleen vanwege het feit dat een leerkracht, bijvoorbeeld, homoseksueel was, mocht een christelijke school hem of haar niet weigeren of ontslaan. Maar er konden bijkomende omstandigheden zijn die zon ontslag wel rechtvaardigden, bijvoorbeeld wanneer de leerkracht ook openlijk ging samenleven met iemand van hetzelfde geslacht of voor de klas propaganda maakte voor zijn levensstijl, die immers in strijd was met de grondslag van de school. Maar wat de enkele feit-conctructie nu precies betekende en wat precies voor bijkomende omstandigheden kon gelden, bleef altijd onduidelijk.
Daar komt nu verandering in, als een Kamermeerderheid zijn zin krijgt. Aangevoerd door oud-COC-voorzitter Vera Bergkamp (nu Kamerlid voor D66) hebben D66, GroenLinks, VVD, PvdA en SP (een Kamermeerderheid dus) deze week een initiatefwetsvoorstel ingediend om de enkele-feit-constructie uit de AWGB te schrappen. In de wet komt nu te staan dat een instelling voor bijzonder onderwijs onderscheid mag maken op grond van godsdienst, levensovertuiging of politieke gezindheid. Andere gronden voor het maken van onderscheid zijn ontoelaatbaar, want een zodanig onderscheid kan geen onderscheid op een andere in artikel 1 [van de grondwet bjs] genoemde grond rechtvaardigen.
Dit wetsvoorstel vloeit voort uit het zogenaamde roze stembusakkoord dat VVD, PvdA, SP, D66 en GroenLinks in september 2012 sloten. Hierin spraken zij met elkaar af om vijf kwesties op het gebied van emancipatie binnen een jaar met elkaar te regelen. Behalve om de enkele feit-constructie gaat het om de gewetensbezwaarde ambtenaar, voorlichting over seksuele diversiteit op scholen, lesbiswch ouderschap en genderidentiteit. COC Nederland is erg enthousiast over het akkoord en het nu ingediende voorstel.
Volgens mevrouw Bergkamp geeft het nieuwe voorstel nog altijd mogelijkheden aan politieke en levensbeschouwelijke instellingen om eisen te stellen aan de opvattingen van het personeel. D66 mag van haar politici immers ook eisen dat zij lid van D66 zijn en het D66-gedachtegoed uitdragen. Maar er wordt nu wel een duidelijke grens gesteld. Een homoseksuele leerkracht op een christelijke of islamitische school die de gay pride bezoekt of een relatie aangaat, mag nu niet meer worden ontslagen.
Het wetsvoorstel zit er al jaren aan te komen. D66er Boris van der Ham diende een eerdere versie in waarin stond dat het genoeg was dat een leerkracht de levensbeschouwelijke grondslag van de school respecteerde en deze niet hoefde te onderschrijven. Het wetsvoorstel van Bergkamp c.s. lijkt aan bijzondere scholen dus iets meer ruimte te gunnen. Maar ook dit voorstel negeert het advies van de Raad van State, die stelde (op grond van art. 23 van de Grondwet, dat de vrijheid van onderwijs regelt) dat scholen voor bijzonder onderwijs wel degelijk ruimere eisen aan hun personeel mogen stellen wanneer die nodig zijn om de christelijke grondslag van de school te realiseren.
Voor bijzondere scholen kunnen bijkomende omstandigheden wel degelijk aanleiding zijn voor het maken van onderscheid. In 2009 adviseerde de Raad van State het schrappen van de onduidelijke enkele feit-constructie en een bepaling op te nemen waarbij het antidiscriminatiebeginsel overeind blijft én godsdienstige en levensbeschouwelijke instellingen onder strenge voorwaarden specifieke eisen mogen stellen. De Raad sprak in dit verband van eisen die wezenlijk, legitiem en gerechtvaardigd zijn met het oog op een houding van goede trouw en loyaliteit aan de grondslag van de school.
Dat Bergmap c.s. dit evenwichtige advies negeren, laat zien dat hier welbewust een wissel wordt omgezet. Alle constructies die tot nog toe van kracht zijn geweest of zijn voorgesteld, poogden verschillende grondrechten zorgvuldig tegen elkaar af te wegen. Gelijke behandeling (art. 1) is een belangrijk principe, maar de vrijheid van godsdienst (art. 6) en de vrijheid van onderwijs (art. 23) zijn dat ook. In het nieuwe wetsvoorstel staat nu expliciet dat het individuele recht op gelijke behandeling zwaarder weegt dan het collectieve recht op godsdienst- en onderwijsvrijheid. Artikel 1 regeert daarmee over de andere artikelen, in strijd met, bijvoorbeeld, de kabinetsnotitie die toenamlig D66-minister Thom de Graaf in de jaren negentig nog verdedigde.
Deze ontwikkeling is natuurlijk zeer te betreuren. De vrijheid van onderwijs berust o.a. op het recht van ouders om scholen te stichten waarop het onderwijs in overeenstemming is met de eigen levensbeschouwing. Dat impliceert ook het recht van die ouders (en hun besturen) om van de mensen die op die scholen les geven, loyaliteit en trouw aan de grondslag te eisen. De rechten van burgers worden ingeperkt door een meerderheid die een ideologische eenheidsdeken over de gehele samenleving wil uitspreiden. Dat roze stembusakkoord verbreidt dus een verstikkend klimaat. En dit is nog maar deel I.