Mooie column vandaag van Aleid Truijens in de Volkskrant (staat nog niet op de website), die zich ouderwets kwaad maakt op Doekle Terpstra, het nieuwe design-gezicht van de ontspoorde hogeschool Inholland. Eerst verdedigde Doekle alle modieuze gektes van het 'competentiegerichte leren', en nu heeft hij na alle malversaties ontdekt dat er toch wel iets mis is op zijn HBO-school. Doekle is overigens al 'keihard aan het werk' om dat te verbeteren, zodat de studenten zich geen zorgen hoeven te maken dat hun diploma's op de arbeidsmarkt niks waard blijken. En voor degenen voor wie dat wel het geval is, worden er nieuwe vervolgtrajecten en examens aangeboden om de manco's te repareren. Zo neem je je verantwoordelijkheid.
Ondertussen kan niemand verbaasd zijn over de wantoestanden die bij Inholland aan het licht zijn gekomen, de leraren niet, de onderwijsmanagers niet, en ook de leerlingen (pardon: studenten) niet. Wie zoiets als vrijetijdsmanagement gaat studeren, vraagt erom als leuke onderwijsconsument te worden behandeld die het helemaal naar de zin wordt gemaakt. Zo'n opleiding kan dus nooit te moeilijk zijn. En er zijn onderwijsinstellingen, managers, beleidsmakers en docenten die zoiets bedenken en eraan meewerken, en 'kritische ouders' die voor zulke opleidingen aan hun kinderen betalen. Allemaal mensen die beter moeten weten. Maar misschien weten ze inmiddels inderdaad niet beter meer, en dan zijn de duurbetaalde 'reparatiewerkzaamheden' van alle Doekles in onderwijsland verder zinloos geworden (wat niet wil zeggen dat dit rad van fortuin ook dan gewoon doordraait).
De onderwijs- en diplomainflatie is duidelijk voor iedereen die het zien wil. Kijk alleen al naar de namen. Als iets een 'hogeschool' heet, weet je zeker dat hier geen hoger onderwijs wordt gegeven. Bijna alles dat naar selectie riekt is stelselmatig uitgewist. Er wordt van alles gemeten en getoetst in het onderwijs, maar over de kwaliteit van de opleidingen en de scholen kon heel lang niks worden gezegd, en wanneer dat zich niet liet verbergen lag het aan de 'achterstandssituaties' waardoor er op bepaalde scholen minder werd gepresteerd. Toch denk ik dat het leed al veel eerder is begonnen, reeds in de tijd toen ik op school zat en de mammoetscholen werden ingevoerd. Zelf ben ik ook al een product van het pretpakket, en ook in de jaren zeventig kon je al een atheuneumdiploma halen zonder een spat uit te voeren. Er bestond altijd al een aversie tegen stampwerk, uit het hoofd leren, en rijtjes produceren. 'Dat zoeken we op', was een gevleugelde uitspraak die werd geciteerd uit een toentertijd bekende televisiequiz (waarvoor de deelnemers - meestal leraren of bibliotheekmedewerkers - overigens nog best veel moesten weten).
Als student geschiedenis was ik ook een aanhanger van het idee dat het vooral om 'historisch inzicht' ging. Maar ik ben het 'domme stampwerk' steeds meer gaan waarderen, als de makkelijkste methode om je snel een grote hoeveelheid kennis (ook wel 'feitjes' genaamd) eigen te maken. Er is geen enkele reden daarover misprijzend te doen. Hoe moet je een andere taal leren zonder woordkennis en grammatica? En wat is geschiedenis zonder jaartallen en aardrijkskunde zonder topografische kennis? Hoewel elk tekstverwerkingsprogramma een spellingscontrole heeft, is het toch het beste de juiste spelling gewoon uit je hoofd te kennen en meteen goed te doen. Het is verbijsterend dat dit simpele basisinzicht uit het zicht is geraakt en verborgen bleef voor al diegenen die het lied van 'competentiegericht leren' zingen. Een paar jaar geleden reed er een universiteitsmedewerker uit Leiden met mj mee, een natuurkundige, dus een 'exacte' wetenschapper, die zich bezighield met onderwijsmethoden. Hij vertelde op de toon van de expert dat universitair docenten nog heel wat moesten leren op het gebied van college geven. Zij zaten opgesloten in hun eigen vakgebied en hadden onvoldoende aansluiting met de belangstellingsfeer van de studenten. Hij legde mij uit dat het voor de algemene kennis van de studenten goed genoeg was als je 'ongeveer' wist wanneer de Eerste Wereldoorlog was begonnen. 1911 zat in de buurt, of 'begin van de twintigste eeuw' was ook goed, exacter hoefde niet. Hij zei het zonder spoor van ironie. Ik had hem in gedachten bijna de auto uitgegooid. Bijna: pas later bedacht ik dat ik te tolerant was geweest.
Historici heb niet veel zekere kennis in de aanbieding, het beste inzicht is dat geschiedenis en discussie zonder eind is. Maar van de kennis die ze wel hebben, de hardware van jaartallen met gebeurtenissen die echt hebben plaatsgevonden, is het handig om die uit het hoofd te leren. Dan zie je veel sneller wanneer iemand uit zijn nek kletst of de historische volgorde der dingen verwisselt, en je leert bovendien (weet ik uit eigen ervaring) zo ook veel sneller voor je proefwerk. Het is natuurlijk mooi wanneer leerlingen weten dat de Eerste Wereldoorlog voor de Tweede Wereldoorlog is gekomen, maar het helpt als je ook weet dat WO I in augustus 1914 begon, en WO II in september 1939 (en niet pas in 1940). Dat zoeken we op is niet genoeg. Kennis moet paraat zijn, anders is het geen kennis. En rijtjes moet je blijven oefenen, telkens weer. Zou zo'n student vrijetijdsmanagement van de hogeschool Inholand dat ook weten? Doekle waarschijnlijk wel, want enige handigheid in de omgang met de media kun je hem niet ontzeggen. En die stellen telkens weer dezelfde door de tijdgeest ingegeven vragen waarop Doekle het juiste antwoord geeft...