Regelmatig worden we verblijdmet de inzichten over de stagnatie in de eurozone van de Amerikaanse Nobelprijswinnaar en orakel Paul Krugman.
Daarvoor gebruikt Krugman onder meer zijn columns in The New York Times en ook andere podia. Zie onder meer deze bijdrage van Krugman in de NYT van 21 augustus jongstleden.
De neo-keynesiaan Krugman is een one-trick-poney, want zijn commentaar op de EU komt altijd op hetzelfde neer: de eurozone landen maken volgens hem een grote fout door te bezuinigen in plaats van te stimuleren. Als de eurozone landen -naar het voorbeeld van Amerika- de overheid meer geld laten uitgeven (met als gevolg hogere staatsschulden, maar dat is volgens Krugman geen probleem) en daarnaast quantative easing toepassen, dan zou de eurozone nu een hogere economische groei kennen. Krugman gebruikt de stagnatie van de eurozone vaak als afschrikwekkend voorbeeld voor Amerikanen, om aan te tonen hoe slecht de V.S. ervoor hadden gestaan als er niet grootschalig monetair gestimuleerd was.
Om te beginnen, zijn er twee grote verschillen tussen de eurozone en de V.S., waardoor dit hele verhaal niet of slechts gedeeltelijk opgaat. Ten eerste bestaat de eurozone uit 18 zeer verschillende landen, waarvan de economieën sterk onderling verschillen en in verschillende (cyclische) fases verkeren. In de V.S. is er uiteraard ook sprake van verschillende staten, maar de uniformiteit is daar toch groter, waardoor een stimuleringsbeleid meer effect heeft. Overigens zijn er ook economen die van mening zijn dat het economisch herstel in de V.S. meer te maken heeft met goedkope energie (schaliegas) en lagere lonen (concurrentiekracht), dan met het stimuleringsbeleid van Obama en de Fed.
Ten tweede, is het veel makkelijker voor de Amerikanen om hun staatsschuld op te laten lopen dan voor veel Europese landen, omdat de dollar de status heeft van wereldmunt, waardoor de Amerikanen relatief goedkoop en makkelijk kunnen lenen. In hoeverre dit altijd goed blijft gaan is overigens de vraag, zeker nu de BRICS landen mogelijk een eigen munt krijgen, de Bricso. Niet iedereen is even optimistisch over de toekomst van de US dollar, u moet er Willem Middelkoop maar eens naar vragen.
Los van deze twee argumenten, is er ook een meer inhoudelijke kritiek mogelijk op de neo-keynesiaanse denkbeelden van Paul Krugman. Hiervoor wil ik verwijzen naar twee uitstekende artikelen over Krugman van Alex Sassen van Elsloo in DFT in 2012. Hier is de link naar het eerste artikel en hier naar de tweede.
Dit zijn nu het soort artikelen, waarvan je zou hopen dat onze politici ze vaker zouden lezen en tot zich door zouden laten dringen. Kennelijk gebeurt dat niet, gezien alle economische ongerijmdheden die politici regelmatig uitkramen. Sassen van Elsloo geeft enkele interessante argumenten waarom de neo-keynesiaanse stimuleringstheorie mank gaat. Bij voorbeeld door te wijzen op de dependency ratio (het aantal werkenden versus het aantal niet-werkenden), die door demografische ontwikkelingen (vergrijzing) steeds slechter wordt in het Westen, waardoor het ook steeds moeilijker wordt om economische groei te behalen en dus om de schuldenlast van de overheid te dragen.
Daarnaast wijst Sassen van Elsloo op de afgenomen kwaliteit van overheidsinvesteringen. Met name wijst hij op de sterk afgenomen economische groeiopbrengst per geleende dollar in de VS:
In de periode 1947-1952 bracht 1 geleende dollar nog meer dan 4,50 dollar op in BBP, maar in de periode 2000-2009 is dit cijfer gedaald naar een schrikbarende 7 dollarcent, aldus Sassen.
Het centrale probleem is dus dat tegenover de staatsschulden die we van Krugman flink mogen laten stijgen, nauwelijks een toename staat van het verdienvermogen. En dat in een periode dat de schulden al drastisch zijn toegenomen (de wereldschuld is verdrievoudigd tussen 2002 en 2012).
Daarnaast is door de globalisatie het weglek-effect van overheidsinvesteringen ook groter dan voorheen. Als vroeger een overheid bijvoorbeeld een spoorlijn of een haven liet aanleggen, kwam het geld grotendeels in de eigen economie terecht. Nu is dat door globalisatie en specialisatie veel minder het geval, omdat veel zaken uit het buitenland worden gehaald, een trend die op korte termijn niet teruggedraaid kan worden.
Hoe keren we de zaak nu ten goede? Vanwege ruimtegebrek kan ik daar nu niet al te diep op ingaan, maar ik wil de lezer wel toevertrouwen dat bij de huidige stand van zaken in de wereldeconomie, we naar mijn mening beter kunnen teruggrijpen op Friedman dan op Keynes. Zoals bekend had Friedman meer aandacht voor de aanbodzijde van de economie, wilde de rol van de overheid beperken, de concurrentiekracht van het bedrijfsleven versterken en de geldhoeveelheid langs mathematische weg bepalen, zodat inflatie- en deflatierisicos adequaat bestreden werden.
Uiteraard is er ook kritiek op het denken van Friedman. Zo horen we vaak, dat Friedman te weinig oog had voor de ontsporingen in de financiële sector als gevolg van deregulering, onder meer door het herroepen van de Glass-Seagall Act in 1999 (waardoor de scheiding tussen investment banking en commercial banking vervaagde). Friedman heeft zijn positie aan het eind van zijn leven overigens genuanceerd en pleitte juist voor (nog) strengere controle op de financiële sector. Verder is er kritiek mogelijk, dat Friedman misschien te weinig oog had voor het ontstaan van (te) grote inkomensverschillen in een vrije markteconomie. Ik pleit daarom niet voor het blindelings navolgen van Friedman. Misschien is het tijd voor neo-friedmanianen, net zoals je neo-keynesianen hebt.
Waar het uiteindelijk om draait, is dat we weer terugkeren naar een gezonde economische groei, waardoor schulden weggewerkt kunnen worden. Naar mijn mening is economische groei in een vrije markteconomie alleen mogelijk op basis van een sterk, innovatief bedrijfsleven, dat in staat is de wereldwijde concurrentie aan te gaan door het leveren van kwaliteit én beheersing van kosten. Het spreekt vanzelf dat een te hoge lastendruk het bedrijfsleven alleen maar in de weg staat. En dát is waar het verkeerd gaat in het gedachtengoed van Paul Krugman. De overheidsstimulering waar hij voor pleit leidt immers wél tot hogere staatsschulden (en dus tot een hogere lastendruk voor burgers en bedrijven), maar heeft hooguit een tijdelijk positief effect op de economische groei.