Links en rechts zijn het over weinig dingen eens, maar het kabinet Den Uyl (1973-1977) heeft voor beide kampen nog steeds een mythische betekenis. Voor links valt dat nog te begrijpen. In de jaren zeventig heette met het kabinet Den Uyl 'de verbeelding' aan de macht te zijn, al moet daarbij worden gezegd dat de PvdA zich eigenlijk het links-radicale gedachtengoed van de jaren zestig had toegeëigend, terwijl die partij in Amsterdam juist voor de uitgebreide tegencultuur van krakers, studenten, anarchisten en (crypto)communisten, als 'gevaarlijk rechts' gold. Den Uyl bekende ook tot 'het zondige ras der reformisten' te horen en had het over 'de smalle marges van de politiek'. Om zulke nuances werd hij weer op handen gedragen door linkse journalisten, die dit een schoolvoorbeeld vonden van intellectueel realisme en die sowieso deel uitmaakten van de club. Politiek was toen 'leuk', dat wil zeggen met de benen op tafel en met lang doorzakken in rokerige vergaderholen en cafés. De mannen die er deel van uitmaakten genoten uitbundig van hun eigen rol als bevlogen wereldverbeteraars. Hans Gruijters (1931-2005), toen D66 en later weer VVD en minister van Volkshuisvesting in dat kabinet, heeft mij eens verteld (hij was ook mijn voorganger als buitenlandcommentator bij HP/De Tijd) dat het allemaal onzin was waar ze toen mee bezig waren. Zelf las hij tijdens de ellenlange kabinetsvergaderingen de kranten.
Ook vandaag gaat het in
de Volkskrant weer over de erfenis van Den Uyl, bij het wekelijkse tweegesprek tussen de linkse Thomas von der Dunk en de rechtse Bert Brusse. De laatste is zelf veel te jong (een dertiger) om de jaren zeventig te hebben meegemaakt. Het valt op dat wat rechts tegenwoordig vertelt, en dat het wat jongere generaties betreft ook van horen zeggen heeft, aan dat kabinet Den Uyl eveneens mythische gaven worden toegedicht. Het zou de overheidsuitgaven voor jaren uit de hand hebben laten lopen, de aardgasbaten verjubeld hebben, de poort hebben opengezet voor de massa-immigratie, en van Nederland een softe boel hebben gemaakt. Dat is nogal knap voor een kabinet dat slechts drieënhalf jaar heeft bestaan en bovendien was aangewezen op een moeizame gedoogconstructie met de KVP en de ARP (de CHU was tijdens de kabinetinformatie juist buiten de deur gezet, een 'machtsgreep' die de PvdA met de vorming van het CDA zwaar heeft moeten bezuren).
De werkelijkheid is heel wat minder gekleurd. Het is waar dat er onder Den Uyl nogal wat 'open einde-regelingen' tot stand kwamen die in de jaren daarop hun ruïneuze financiële effecten kregen. Maar de duurste regelingen waren al eind jaren zestig in kabinetten van KVP, ARP, CHU en VVD in gang gezet (vooral dankzij het sociale gezicht van de KVP), en de grootste begrotingsoverschreidingen vonden plaats tijdens het kabinet Van Agt-Wiegel (1977-1981), dat vooral was gevormd om dat 'tweede kabinet Den Uyl' waar Den Uyl het steeds over had te voorkomen. Dat laatste is gelukt. Toen Den Uyl in 1981 nog even minister werd, werd hij een hulpeloze minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid die niet verder kwam dan het verhogen van de accijnzen op alcohol en benzine. Niet voor niets was hij superminister. De echte groei van de verzorgingsstaat ontstond met het 'herstelbeleid' van de kabinetten Lubbers (CDA-VVD), toen het bedrijfsleven wel weer ruimte kreeg, maar ook massawerkloosheid ontstond en veel werknemers als 'ziek' en 'arbeidsongeschikt' afvloeiden naar de WAO en veel jongeren jarenlang in de bijstand zaten.
Het potverteren waar Wiegel het over had, was geen specialiteit van de linkse politiek. Je zou zelfs kunnen zeggen dat links, dat van oudsher altijd een zware rol aan de overheid toebedeelt, om die reden ook altijd meer oog heeft gehad voor de noodzaak van solide staatsfinanciën. Die traditie stamt uit de jaren vijftig, en ook Den Uyl zelf was eerder een zuinige calvinist die met zijn gezin uit kamperen ging dan een royale man. Hij gunde elke arbeider wel een eigen autootje, maar liever zag hij dat de arbeidersklasse gedichten ging lezen (hij begreep ook nooit echt waarom dat niet gebeurde). Wim Duisenberg, die als een solide minister van Financiën gold en later een geweldige carrière maakte als centrale bankier in Nederland en Europa, was bij Den Uyl vergeleken een feestbeest (zie ook zijn latere windhooskapsel en tweede vrouw Gretta, een ongeleid projectiel). Over de soberheid van Wim Kok en (vooral) Wouter Bos kun je twisten, maar zij lieten zich er graag op voorstaan dat zij degelijk waren en scherp op de staatsfinanciën letten (en vergeleken met socialisten in andere landen was dat ook zo, al werd Nederland onder Kok nettobetaler aan de EU). Dat deze mythe van links potverteren nog steeds zo hardnekkig opgeld doet, laat vooral ook zien dat er in Nederland politiek 'te scoren' valt met een politiek die op de centjes let. De boodschap van rechts gaat over weinig anders. Maar hoe 'stevig' rechts nu zelf doorpakt, kun je je afvragen. Op DDS klaagt menigeen over een VVD die veel te buigzaam is geweest voor links (wat nogal soft is), en Gerrit Zalm was wel een succesvol minister van Financiën, maar dat was ook niet zo moeilijk omdat in zijn tijd het geld met bakken zijn ministerie binnenklotste vanwege de gunstige (internationale) conjunctuur. Aan Gerrit Zalm, die elke kritiek op zijn 'keiharde' Zalmnorm vrolijk weglachtte en nu vanwege bewezen succes tegen een vorstelijk salaris op kosten van de belastingbetaler de grootste staatsbank mag leiden, danken we ook de rimpelloze overgang naar de euro.
Door steeds weer terug te komen op dat kabinet Den Uyl, houden links en rechts nationale mythen en clichés in stand die niet eens meer nostalgiewaarde hebben, maar voor een vertekend zelfbeeld zorgen van beide kampen. Zij leggen een hypotheek op het hedendaagse denken over politiek, een hypotheek die een echte rommelhypotheek is geworden en hoognodig moet worden afgelost.