Vandaag ging het academisch jaar 2011 - 2012 van start. Hoogste tijd voor bezinning op de rol van universiteiten bij de vorming van studenten.
In
een recent opinieartikel in
de Volkskrant betoogt filosoof Joep Dohmen dat we 'een dramatisch moment in ons academisch onderwijs' beleven, waarmee hij doelt op een 'heimelijke, maar o zo gestage achteruitgang - tot aan het verdwijnen toe - van de geesteswetenschappen (...).' Dohmen sluit hiermee aan bij een onlangs verschenen manifest 'Niet voor de winst - het belang van alfa-onderwijs voor de democratie' van de bekende Amerikaanse filosofe Martha Nussbaum.
In plaats van de geesteswetenschappen ('liberal arts') wordt de nadruk steeds meer gelegd op winstgevende exacte wetenschappen, mediastudies en technologie. Alles ten dienste van meer economische groei. Maar: 'In tegenstelling tot wat vaak wordt beweerd, leidt economische groei volgens Nussbaum niet automatisch tot algemene welvaart in een democratisch bestel. Ons huidige onderwijs leidt niet vanzelf tot ontwikkelde mensen, laat staan tot een rechtvaardige samenleving.'
In Dohmens (en Nussbaums) visie hoort het universitaire onderwijs 'studenten (...) allereerst een bepaalde mentaliteit, een levenshouding, moeten ontwikkelen.' Want '[a]ls die ontbreekt, heeft hun verdere academische vorming geen eigen zin en betekenis.' Het resultaat van deze Bildung omschrijft Dohmen als volgt:
[D]e student moet een kritisch (zelf)bewustzijn ontwikkelen, vaardig worden in het debat, goed kunnen analyseren en argumenteren. Alleen zo wordt iemand een autonome geest, die in staat is zelfstandig te oordelen over wat dan ook. Daarnaast moet de student zijn verbeelding ontwikkelen, met het oog op empathie. Studenten moeten ook leren de wereld te bekijken vanuit het standpunt van een ander. Van daaruit is de student in staat mee te voelen met een ander en bereid tot wederzijdse hulp.
Het behoeft geen betoog dat juist de geesteswetenschappen in combinatie met kunst bij uitstek geschikt zijn om aan jonge mensen deze twee eigenschappen bij te brengen. Als autonome en empathische mensen kunnen ze in hun specialisatie een klimaat van verantwoordelijk rentmeesterschap en een cultuur van creatieve innovatie bevorderen.
Het gehele stuk leest als een (terechte) grote aanklacht tegen het kille (hoger)onderwijsbeleid van dit kabinet, dat de geesteswetenschappen in feite benadert met onnozele vragen als 'wat is het nut van de studie filosofie'.
Vraag is hoe zo'n herwaardering van de geesteswetenschappen gestalte zou moeten krijgen. Dohmen vestigt hiervoor zijn hoop op Ad Verbrugge, de filosoof en oprichter van Beter Onderwijs Nederland. Die pleit al jaren voor een Amerikaans systeem waarin studenten vanuit de middelbare school eerst vier jaar lang een algemeen 'liberal arts' programma volgen op een college om zich daarna te kunnen specialiseren in bijvoorbeeld het recht of de medische wetenschappen.
Ik kan het daar alleen maar mee eens zijn. Kennis van geesteswetenschappen zorgt ervoor dat studenten zaken in breder perspectief kunnen plaatsen en vormt hen tevens - indien het curriculum juist is ingericht - tot betrokken burgers. Dat dat lastig in financieel-economische cijfers valt uit te drukken, doet daarbij niet ter zake. Diegenen die dat niet inzien, zijn doorgaans zelf onvoldoede gebildet.