Vorige week is na een kort ziekbed mijn vader Jan Gajentaan op 83-jarige leeftijd overleden in Marbella, waar hij de laatste jaren woonde met zijn tweede echtgenote Coby. Zijn eerste vrouw - mijn moeder - is jong overleden in 1965 door ziekte. In zijn lange werkzame leven was mijn vader jarenlang dierenarts in Amsterdam, net als mijn grootvader. In 1978 promoveerde hij tot doctor in de geneeskunde, een oude wens van hem. Na ook nog enkele jaren als dierenarts in de Verenigde Staten gewerkt te hebben - hij vond dat Nederland "te links" was geworden in de jaren zeventig - kwam hij terug en was van 1983 tot 1996 hoogleraar geneeskunde van het kleine huisdier bij de universiteit van Utrecht.
Tot het laatste toe was hij scherpzinnig als altijd en zeer helder van geest. Zo werkte hij vorig jaar nog met mijn jongere broer en een vakgenote aan een
e-bookbewerking van een boek dat hij eerder had geschreven,
Kleine kwalen bij katten en honden, over eerstelijnsproblematiek van dierenartsen. Hij reisde veel en bezocht dierenartsencongressen. Zelf heeft hij vele jaren een wetenschappelijk congres voor dierenartsen georganiseerd in Amsterdam onder de naam Voorjaarsdagen. Hij is ook president van de World Small Animal Veterinary Association (WSAVA) geweest. Daarnaast genoot hij tot het laatst een druk sociaal leven en stond bekend om zijn gevoel voor humor en de bulderende lach, die steevast volgde na zijn grappen.
Terwijl mijn grootvader (ook Jan Gajentaan geheten, met mijn komst waren er dus drie Jannen) bekend werd door allerlei activiteiten buiten zijn vakgebied om, zoals het spelen van Sinterklaas bij de Amsterdamse intocht (1950 - 1962) en het voorzitter zijn van het landelijk Oranjecomité, had mijn vader misschien meer een focus op zijn vakgebied, waarbinnen hij een uitstekende reputatie genoot. Het grappige is dat hij in zijn jeugd eerst ingenieur wilde worden en later geneeskunde wilde studeren, maar mijn grootvader, die graag een opvolger zag voor zijn praktijk, besloot op patriarchale wijze dat het toch diergeneeskunde zou worden.
Ik ben van bouwjaar 1959, dus mijn eerste herinneringen aan mijn vader dateren van die tijd. Mijn vader werkte toen nog samen met mijn grootvader in hun dierenartsenpraktijk in de Johannes Verhulststraat in Amsterdam Oud-Zuid,
die overigens nog steeds bestaat. Mijn grootvader is die praktijk begonnen in 1928. Dit was één van de eerste Nederlandse praktijken gespecialiseerd in kleine huisdieren; daarvoor had je voornamelijk veeartsen in Nederland.
Mijn vader reed in de vroege jaren zestig in een Volvo PV544 oftewel het bekende "katterug"-model. Als klein jongetje vond ik het machtig om mee te rijden door Amsterdam. In die tijd legden dierenartsen nog huisbezoeken af. Soms mochten we mee en zat ik met mijn zusje achterin de Volvo te wachten terwijl onze vader uitstapte om ergens een hond, kat of parkiet beter te maken. Ik kan me ook herinneren dat ik wel eens mocht kijken als hij operaties deed, geconcentreerd voorovergebogen over de operatietafel. Mijn vader was gespecialiseerd in het behandelen van gecompliceerde botbreuken, waarbij hij technieken gebruikte die qua innovatie konden wedijveren met behandelmethoden voor mensen en soms zelfs vooruit liepen daarop.
Net als mijn grootvader, was mijn vader een
conservatief-liberaal (VVD) en is dat zijn hele leven gebleven. Over het laatste kabinet Rutte was hij bepaald niet enthousiast. Zijn jongere broer Henk, die carrière maakte als diplomaat, was meer genegen tot het
progressief-liberalisme en was mede-oprichter van D66. Het is interessant om beide liberale stromingen vertegenwoordigd te zien binnen onze familie. Er wordt wel eens gezegd dat liberalen neigen tot consumentisme, maar bij ons was dat zeker niet het geval, al werd er genoten van de goede zaken van het leven.
Kernwaarden binnen de Gajentaan-familie waren begrippen als: optimisme, humor en relativering, zelfstandigheid, kritisch vermogen, hard werken, studeren, iets bereiken, altijd de beste proberen te zijn, scherpzinnigheid, doorzettingsvermogen en tenslotte spaarzaamheid als oer-Hollandse deugd. Mijn vader heeft als kind de crisis van de jaren dertig en de oorlog meegemaakt en was zich bewust van de betrekkelijkheid van welvaart.
Ik groeide op in de progressieve jaren zestig en zeventig, je liet je haar groeien om erbij te horen op school, de hippiecultuur had een grote aantrekkingskracht in die tijd en dat gold ook voor mij. Mijn vader zag dat met lede ogen aan, maar relativeerde het ook met uitspraken als: "Wie jong is en niet links heeft geen hart, wie oud is en nog steeds links, heeft geen verstand."
Hoewel hij van nature conservatief was ingesteld, bezat mijn vader tot het laatst toe een heel moderne geest en was beslist niet bekrompen. Hij had sterke opvattingen, maar leefde niet in het verleden. Daarvoor was zijn geest te pragmatisch en had hij ook teveel de onderzoekende blik van een wetenschapper. In de politiek hield hij van krachtige persoonlijkheden, zoals Thatcher en Reagan dat destijds waren. Voor mijn generatie waren die natuurlijk veel te rechts. Wij koesterden liever het sprookje van onze eigen progressieve tolerantie.
Het is pas sinds een aantal jaren dat ik echt door begin te krijgen hoe grote delen van de babyboom generatie en latere generaties, misschien onbedoeld, bezig zijn ons culturele erfgoed te verspelen door een veel te nonchalante en relativerende houding tegenover de eigen cultuur en geschiedenis, een te laks immigratie- en integratiebeleid en het laten uithollen van onze soevereiniteit door allerlei supranationale instanties. Ik heb in toenemende mate het gevoel, dat vooral progressieve politici vaak behept zijn met een weg-met-ons-mentaliteit.
Bij de Amerikaanse presidentsverkiezingen van 2012 had ik een lichte voorkeur voor Romney boven Obama, in 2016 zal ik waarschijnlijk weer voor de Republikeinen duimen, als die tenminste een behoorlijke kandidaat naar voren schuiven. Tien jaar geleden was dat nog ondenkbaar voor mij. Zo kom ik, na heel wat omwegen en geestelijke omzwervingen, in sommige opzichten op dezelfde standpunten uit die mijn vader al zijn hele leven huldigde. Dat zal hij wel gemerkt hebben aan onze gesprekken van de laatste jaren. Ik vermoed dat hij toen op zijn eigen nuchtere manier gedacht heeft: beter laat dan nooit.