1984 van George Orwell is misschien wel het beste boek dat ik ooit heb gelezen. Voor degenen die het boek niet kennen: 1984 gaat over een eenpartijstaat die het leven van de mensen totaal beheerst. De hoofdpersoon Winston komt hiertegen in opstand, maar delft uiteindelijk het onderspit. Hij wordt lichamelijk én geestelijk gebroken.
Het meest interessante is Orwells visie op taal en geschiedenis. Taal en geschiedenis zijn macht en de partij wil allebei beheersen, om op die manier geestelijke controle over de mensen uit te oefenen. Winston werkt voor het Ministerie van Waarheid, dat als doel heeft de geschiedenis te vervalsen. Het motto van dit ministerie is huiveringwekkend briljant: "He who controls the past controls the future. He who controls the present controls the past."
Aan dit griezelige motto moest ik weer denken vanwege de discussie over Michiel de Ruyter, een film over de zeventiende-eeuwse Nederlandse zeeheld. Zwarte en extreemlinkse activisten hekelden deze 'nationalistische' film, omdat de slavenhandel hierin geen aandacht krijgt. De slavenhandel is volgens de activisten niet slechts een onderdeel maar de essentie van de Nederlandse geschiedenis. Het is hét bewijs dat Nederland door en door racistisch is. De activisten willen niet slechts aandacht voor hun standpunt, maar willen de geschiedenis herschrijven. Volgens hen is de hele westerse geschiedenis namelijk, sorry dat ik in herhaling val lieve lezers, ook door en door racistisch.
Als historicus probeer ik het verleden te bekijken door een niet-ideologische bril. Hoewel ik in zoverre door het postmodernisme beïnvloed ben dat ik besef dat ook een wetenschappelijk verantwoord beeld van het verleden een constructie is, ben ik een positivist die van mening is dat alleen empirisch onderzoek geldige kennis over het verleden oplevert. Historici dienen te streven naar het wetenschappelijke ideaal van Leopold von Ranke: "Wie es eigentlich gewesen." Dat betekent ook dat ik zeer wantrouwig sta tegenover diegenen die geschiedenis willen gebruiken als legitimatie van bepaalde politieke of maatschappelijke standpunten. In een opiniestukje bezondig ik mij wel eens aan een bewuste verkleuring van de feiten, maar in mijn wetenschappelijke werk kan en mag dat niet.
Dat de film over Michiel de Ruyter historisch nogal onbetrouwbaar is en de speech van raadspensionaris Johan de Witt over vrijheid ontzettend anachronistisch is en meer over nu gaat, soit. Het is maar een speelfilm, mensen die willen weten hoe het vroeger echt was moeten een goed geschiedenisboek lezen. Over De Ruyter zijn meerdere goede boeken geschreven. Zo verscheen er in een rijk geïllustreerde herdenkingsbundel van A.Th. van Deursen.
Wie echter geen zin heeft om naar de boekhandel of de bibliotheek te huppelen raad ik het alleraardigste artikel 'Der Staten rechterhand' van de sociaal-democratische historica Annie Romein-Verschoor aan, dat in het beroemde boek Erflaters van onze beschaving staat en dat u hier kunt lezen. Romein-Verschoor rept in haar stuk trouwens met geen woord over trans-Atlantische slavenhandel. Wel vertelt ze kort iets over de christenslaven die door De Ruyter bevrijd zijn.
Veel gevaarlijker dan onbetrouwbare films is de poging van agressieve antiracisten om hun gekleurde visie op de geschiedenis dwingend aan ons op te leggen, door alle andersdenkenden systematisch voor racist uit te maken. Het is niet alleen hun roetzwarte beeld, maar het gaat om dwang en intimidatie. Het ideologische gedram is niet zo zeer een bedreiging voor de Nederlandse identiteit, die mij trouwens helemaal gestolen kan worden, maar voor de vrije wetenschap en de vrijheid van denken zelf.
Als onze zogenaamde antifascisten nog een keer een Bücherverbrennung organiseren dan kan Erflaters, samen met het essay Was ist Aufklärung? van de racistische Immanuel Kant en uiteraard het verzameld werk van Theodor Holman op de brandstapel. De westerse intellectuele erfenis, de Verlichting, humor en zelfrelativering, dat is allemaal door en door racistisch. Want 2 + 2 = 5. Lees verder op pagina twee.
Ik dwaal een beetje af lieve lezers. Die slavenhandel was inderdaad heel erg, maar het is volkomen van de pot gerukt om de Nederlandse geschiedenis tot slavenhandel, kolonialisme, politionele acties, Zwarte Piet en Geert Wilders te reduceren. Sorry Quinsy Gario, maar de Nederlandse geschiedenis bestaat helaas niet alleen uit zwarte bladzijden. Nederland was en is ook het land van Erasmus, Willem van Oranje, Dirck Volckertszoon Coornhert, Pieter de la Court, Spinoza, Betje Wollf en Aagje Deken, Thorbecke, Multatuli, Aletta Jacobs, Hannie Schaft, Anne Frank, Willem Drees, Erica Terpstra, Abe Lenstra, Donald Jones, Max van der Stoel, Johan Cruijff, Joke Kool-Smit en Ruud Gullit. Geschiedenis is niet zwart of wit, maar vijftig tinten grijs.
We zijn een land van helden, schurken en alles wat daartussenin zit. Helden en schurken hebben we nodig voor ons zelfbeeld. Met helden kun je je identificeren, tegen schurken kun je je afzetten. En natuurlijk is het zo dat de helden in het echt minder volmaakt zijn dat de mythe ons wil doen geloven. Maar dat geldt voor alle helden. Zelfs Nelson Mandela, wiens erfenis nu institutioneel verkracht wordt door zijn zelfbenoemde discipelen, was niet zonder zonde.
Mijn helden zijn verre van volmaakt. Het zijn tegendraadse figuren die zich afzetten tegen de heersende mening, vooral als die dwingend wordt opgelegd: Niccolò Machiavelli, Oscar Wilde, Friedrich Nietzsche, George Orwell, Christopher Hitchens, Sebastian Haffner, Václav Havel, Pierre Bayle, Joan Derk van der Capellen tot den Pol, Anton Constandse, Maarten ‘t Hart en last but not least Jacob Campo Weyerman, de achttiende-eeuwse journalist die loog en bedroog en daarom tot levenslang werd veroordeeld. Het zijn allemaal Winstons geweest, mannen die zich verzetten tegen de hypocriete moraal van hun tijd.
Maar terug naar het verleden. Het verleden is allereerst het verleden, een andere tijd. Natuurlijk kun je het verleden voor je karretje proberen te spannen, maar in gesprek gaan met het verleden is veel mooier. Dan leer je er tenminste echt iets van.
Mijn held Machiavelli schreef daarover een prachtige passage, die wereldberoemd geworden is. Het is het beste intellectuele medicijn tegen ideologische drammerij:
"Wanneer de avond valt, keer ik naar huis terug en ga naar mijn studeervertrek. Op de drempel leg ik mijn doordeweekse kleren vol slijk en vuil af, trek Koninklijke, ceremoniële gewaden aan, en passend gekleed betreed ik de oude hoven van mannen uit de oudheid, waar ik me, liefdevol door hen ontvangen, tegoed doe aan die spijs die enkel alleen van mij is en waarvoor ik geboren ben; waar ik me niet schaam met hen te spreken en hun te vragen naar de redenen achter hun handelen."