Er is niets dat de Eurocraten zoveel angst aan jaagt als het woord referendum. Vanuit Brussel wordt er niet eens meer om heen gedraaid - men zal alles doen om te vermijden dat er ooit nog een nodig is over de politieke federalisering van de EU. Afgelopen week bleek weer eens dat men tot op het hysterische af wenst te ontkennen dat er situaties zijn die zelfs maar een verdragswijziging voor de EU zouden vereisen. Want de grondwettelijke eis dat in ieder geval Ierland en Denemarken erover naar de stembus moeten kan dan immers niet meer worden genegeerd. En anders dan in Nederland, is men in deze staten geneigd zich aan de eigen wetgeving te houden. Vandaar ook de onrust over de ontwikkelingen in het VK. Niet alleen staat al vast dat men in Schotland een eigen referendum houden zal over Schotse onafhankelijkheid, maar sinds de mokerslag die UKIP uitdeelde in de meest recente lokale verkiezingen, is de referendumkoorts in Engeland aan een opmars begonnen. Pijnlijk genoeg voor de Britse politici, is het debat over al dan niet houden van zo'n referendum belangrijker dan het referendum zelf. Indien men besluit zo'n volksraadpleging te houden, staat vrijwel vast dat ongelukken niet verder kunnen worden vermeden.
In Brussel denkt men daar niet anders over.
Niet alleen zou een Brits referendum over de EU een grote kans geven dat het land de EU gaat verlaten, maar tevens zal het een sneeuwbaleffect hebben. De belangstelling vanaf het continent voor zo'n referendum zal enorm zijn, en niet alleen bij de eurosceptici. Maar bovendien zal het de vraag actueel maken waarom de Britten wel inspraak krijgen in hun eigen toekomst, en de Europese burgers niet. Al met al lijkt het er immers op, dat in de naam van het grote federalistische Europa van de toekomst, de democratie op democratische wijze is afgeschaft.
Nu al is binnen diverse Europese staten een meerderheid van de bevolking voorstander van een referendum over de eigen politieke toekomst. De gemeenschappelijke munt is een belangrijk onderwerp, maar zeker niet het enige. De harde bezuinigingen van de afgelopen jaren - op instigatie van de EU, zo beziet de gemiddelde Europeaan het - waren niet gunstig voor het imago van de eurodictatuur. De recent gedemonstreerde arrogantie, extra geld te eisen omdat men de afgelopen jaren ruimschoots de afgesproken begroting overschreden heeft, gekoppeld aan de stakingsacties van muitende euroambtenaren die vinden dat hun beloningstoename niet het slachtoffer mag worden van hun eigen incompetentie, hebben vrijwel elke sympathie voor 'Europa' tot nul gereduceerd.
In het VK is premier Cameron ondertussen klem geraakt tussen zijn eigen belofte van een referendum als hij de eerstvolgende verkiezingen wint, en de sentimenten in zijn eigen partij. Het is niet ondenkbaar dat Cameron's aarzelende leiderschap hem politiek fataal gaat worden. Overigens is dit niet alleen vanwege de druk die de Tories voelen van UKIP, maar eveneens het ongemak over de coalitie met de LibDems. Dat ook deze laatsten een eerste erkenning hebben gegeven van de noodzaak het volk iets te laten zeggen over de Britse toekomst binnen de EU, maakt de positie van Cameron nog veel wankeler. Sinds deze week is er ook een (kleine) pressiegroep binnen Labour opgericht die streven naar een referendum, en dat maakt het alles bijeen vrijwel onvermijdelijk dat het er ook komen gaat
Wat Cameron voorlopig overeind houdt, is dat zijn meest logische uitdager - Boris Johnson - een dubbelzinnige stellingname over de EU heeft ingenomen.
Een referendum is echter niets om al over in juichen uit te barsten, want essentieel is hoe de vraag, die zal worden voorgelegd wordt geformuleerd. Desondanks is het fenomeen iets waarover men zich in Brussel terecht meer zorgen maakt dan in Londen. Veel Europeanen zouden het liefst zien dat de EU morgen spontaan ineen zakt. Als daarover zou moeten worden gestemd na een campagne over en weer, zou in veel landen de meerderheid best eens tegen de wensen van Brussel kunnen stemmen. Al was het maar als verzetsdaad.