Van brede volkspartijen wordt nogal eens beweerd dat ze op zoek moeten naar een eigen verhaal. Wat men eigenlijk bedoelt: partijen moeten op zoek naar een eigen probleem. Massa-immigratie bijvoorbeeld. Of het huishoudboekje, de bio-industrie of inkomensongelijkheid. Zo soms werkt het andersom en smeekt een probleem om een partij. Dit is het geval bij de vrijheid van godsdienst.
De vrijheid van godsdienst in Nederland staat onder druk. Frits Bolkestein stelde enkele maanden geleden dat er voor bewuste joden geen plaats meer zal zijn in Nederland. Niet veel later kwam het verbod op onbedwelmd slachten. Deze week nam de Tweede Kamer een motie aan die een einde moet maken aan de gewetensbezwaarde ambtenaren die moeite hebben met het zogeheten homohuwelijk. Je mag als gewetensbezwaarde ambtenaar nog wel gevoelens van ambtenarij koesteren, als je maar niet praktiseert. Ofzo.
Je mag met recht vermoeden dat er maatschappelijk draagvlak is voor een opstelling die wél recht doet aan religieuze vrijheden. Gezien de geschiedenis van ons land hoeft dat ook niet te verbazen. Vader des vaderlands Willem van Oranje kwam al op voor de vrijheid van godsdienst en in de Unie van Utrecht (1579) werd gewetensvrijheid als een van onze eerste grondrechten erkend. (Deze historische feiten zijn overigens strikt vertrouwelijk en ik ga ervan uit dat u dit niet doorspeelt aan politici van D66, de PVV of Groenlinks: ze zouden hevig in de war geraken.)
Echter: een meerderheid in de Tweede Kamer wil in toenemende mate religieuze vrijheden inperken. Een Kamermeerderheid zegt het, dus het is waar? Politiek filosoof Co Adriaanse zou zeggen: scorebordjournalistiek! We weten al meer dan tien jaar dat meerderheden in de Tweede Kamer lang niet alles zeggen over sentimenten in de maatschappij. SGP-leider Van der Staaij stelde het deze week terecht vast: het gaat om een kleine maar machtige lobby die bezig is met een heksenjacht en het is treurig dat deze lobby zo veel steun heeft gekregen in de Tweede Kamer.
Buiten de Tweede Kamer blijkt er lang niet zo veel steun voor die heksenjacht dan je op basis van de Kamermeerderheden zou kunnen denken. De Jonge Democraten spraken zich uit tegen het verbod op de onbedwelmde slacht. Over datzelfde onderwerp blijken de senatoren van de VVD, D66 en GroenLinks veel genuanceerder te denken dan hun collegas in de Tweede Kamer en de Jonge Socialisten verzetten zich tegen de jacht op de weigerambtenaar.
Er lijkt dus ruimte voor een PVVG: een Partij Voor de Vrijheid van Godsdienst. De ideale partij om deze rol op zich te nemen is het CDA, de partij die al een tijdje zoekende was naar het eigen verhaal. Het CDA zou ervoor moeten kiezen de vrijheid van godsdienst uit te roepen tot zijn allerbelangrijkste thema.
Ook voor de ChristenUnie en de SGP is dit thema natuurlijk belangrijk, maar zij lijken weinig aantrekkingskracht uit te oefenen op kiezers buiten het christelijke electoraat. Dat ligt anders bij het CDA, dat er als middenpartij vaak in geslaagd is veel kiezers te trekken buiten de natuurlijke achterban, bijvoorbeeld in 2006, niet overdreven lang geleden.
Door de vrijheid van godsdienst als speerpunt te kiezen, kan het CDA zich onderscheiden van alle andere grote partijen, inclusief de VVD. Deze partij stemde weliswaar tegen de motie over het ontslaan van gewetensbezwaarde ambtenaren, maar ze zal de vrijheid van godsdienst nooit geloofwaardig kunnen verdedigen, aangezien kamerlid Jeanine Hennis deze ooit overbodige noemde.
Ooit had je natuurlijk de PVV. Weinig mensen weten dat deze partij ooit geloofwaardig is geweest. In een grijs verleden presenteerde de PVV zich als voorvechter van de joods-christelijke traditie. Inmiddels heeft men in die rol alle geloofwaardigheid ternauwernood afgewend, via de manoeuvres in het debat over de onbedwelmde slacht en de gewetensbezwaarde ambtenaren. De PVV heeft zich definitief overgeleverd aan seculier-liberale sprookjes en kan afgedaan worden als een soort D66-light.
De vrijheid van godsdienst is dus een thema waarmee het CDA in één klap afstand kan nemen van zowel de PVV (vindt de progressieve vleugel belangrijk) als GroenLinks en D66 (vindt de conservatieve vleugel belangrijk).
Bovendien is het een thema dat de komende tijd actueel zal blijven. De jacht op de joodse tradities zal niet stoppen bij de rituele slacht: ook de jongensbesnijdenis zal onder vuur komen te liggen. Daarnaast is het laatste woord nog niet gezegd over de acceptatieplicht in het christelijk onderwijs en de PVV zal later met een nog radicaler wetsvoorstel komen over de gewetensbezwaarde ambtenaar. Jeanine Hennis zal haar gevaarlijke ideeën over de overbodigheid van de vrijheid van godsdienst blijven verspreiden.
Er is dus genoeg reden bezorgd te zijn over de afnemende tolerantie jegens gelovigen, maar het is nog niet te laat en een strijdbaar CDA kan een belangrijk verschil maken. Een CDA dat het eigen verhaal dichtbij huis zoekt, bijvoorbeeld in het lied dat op elk partijcongres gezongen wordt: het Wilhelmus, het lijflied van de man die al 1564 tegen de Raad van State zei dat hij niet kon goedkeuren dat vorsten over het geweten van hun onderdanen wilden heersen en hun de vrijheid van godsdienst wilden ontnemen.
Het is een citaat dat al werd aangehaald door CDA-kamerlid Henk Jan Ormel, tijdens het debat over de onbedwelmde slacht, in juni van dit jaar. Ormel zei tijdens dat debat ook: Het recht op godsdienstvrijheid is echter niet bedacht omdat alle mensen begrijpelijke opvattingen hebben waarover zij vriendelijk met elkaar van mening kunnen verschillen, maar waar zij in het café wel uit kunnen komen. Nee, dat grondrecht staat juist in de Grondwet omdat wij voor elkaar niet-begrijpelijke opvattingen hebben en samen in Nederland leven.
Daar ligt de politieke kans: het opkomen voor de vrijheid elkaar niet te begrijpen. Veel mensen, ook niet-gelovigen zullen beamen dat die vrijheid voor het gepolariseerde Nederland in 2011 van het grootste belang is.
En dan? Zal het CDA langs die weg weer omhoog gaan in de peilingen? Mogelijk, maar dat is niet het meest urgente. Het meest urgente is de handhaving van de vrijheid van godsdienst in het land van Willem van Oranje, niet minder dan dat. Of zoals het heette in gevlogen dagen: Ik zal handhaven. Opdat ons land niet enkel een joods-christelijke traditie zal kennen, maar ook een joods-christelijke toekomst. Ik zal het maar eerlijk zeggen: het zou mij een lief ding waard zijn.