Kort nadat John O'Malley als een hospice verpleegkundige begon te werken vertelde een zieke patiënt hem dat "het tijd" was. John ging rustig naast de man zitten, pakte zijn hand vast, en bidde met hem. Hij deed dat tot de man overleed.
"Hij was niet alleen, en wat was het een voorrecht voor mij dat ik bij hem kon zijn," zegt John daarover. "Op dat moment wist ik dat ik deed wat ik moet doen, dat ik was waar ik moest zijn."
Een hospice verpleegkundige doet zijn (of haar) best om dodelijk zieke patiënten bij te staan in de laatste weken/dagen/uren van hun leven. Het was zeker geen droom voor John om dit werk te doen. Sterker nog, hij was al gepensioneerd toen hij verpleegkundige werd.
Hij kwam erachter hoe belangrijk dit soort werk was toen zijn eigen vrouw ernstig ziek was en op het punt stond om te overlijden. Op dat moment hielpen andere hospice verpleegkundigen zowel zijn vrouw als John zelf; fysiek én geestelijk. De manier waarop zowel zijn vrouw als hijzelf geholpen werd maakte zo'n diepe indruk op John dat hij na de dood van zijn vrouw besloot om hetzelfde werk te gaan doen.
Nu, vijf jaar later, heeft John al veel mensen bijgestaan in de laatste momenten voor hun dood. Hij zorgt ervoor dat die momenten kalm verlopen en dat de patiënten vrede ervaren. Want: er is weinig erger dan in paniek dood te gaan.
Many people like O'Malley have been moved by the illness of friends or family to make nursing a career, and many do it as a late or second career, say observers and administrators in the profession. Even so, O'Malley stands out. At 66, he's been on the job less than two years.
John was een hoge immigratie-ambtenaar toen hij in 2006 met pensioen ging. Dat was een jaar nadat zijn vrouw te horen had gekregen dat ze kanker had. Hij was al goed opgeleid, maar moest desalniettemin bijgeschoold werden. Dat deed hij toen ze daadwerkelijk overleed. Eerst deed hij anderhalf jaar allerlei cursussen, en daarna volgde hij een opleiding tot verpleger. Die duurde twee jaar. Sindsdien is hij aan het werk.
En dat werk valt niet mee. Hij doet per week 3 diensten van 12 uur. Op zijn eerste werkdag - hij kwam net het ziekenhuis binnen lopen - trof hij al meteen een dode patiënt aan. Dat was psychologisch natuurlijk niet gemakkelijk, maar John is ervan overtuigd dat hij op deze wijze veel kan betekenen voor mensen die al met één been in het graf staan.
Ergens is dat natuurlijk niet zo gek. Omdat hij dit heeft meegemaakt met zijn vrouw kan hij bijzonder veel compassie opbrengen met patiënten en hun nabestaanden. Daar komt bij dat zijn leeftijd dichter bij die van de patiënten ligt dan de gemiddelde verpleger; hij is bijna 70. Op die manier kan hij wellicht een nog betere band opbouwen met patiënten en familie dan zijn collega's.
Ongetwijfeld zullen er mensen zijn die het vreemd vinden dat John dit doet en dat hij er zo openlijk over spreekt, maar feitelijk is het natuurlijk ongelooflijk mooi.