Veel mensen, waaronder niet de minsten, vragen mij regelmatig waarom ik zo vasthoudend blijf in mijn eurokritiek en wat mijn intenties zijn. Dat zal ik uitleggen.
De verreweg belangrijkste reden om eindeloos te blijven waarschuwen tegen het huidige beleid van de Europese politieke elite en -als verlengstuk daarvan- onze eigen regering, is oprechte compassie met het lot van Nederland, alsmede een groot gevoel van mededogen met de mensen uit landen die zwaar getroffen zijn door de afgedwongen bezuinigingen. Tegelijkertijd wilde ik het niet bij kritiek alléén laten en heb ik gezocht naar een werkbare monetaire oplossing, die ook binnen het Europese politieke kader te verdedigen valt (en waarvan je dus zou mogen verwachten dat die een grotere kans op aanvaarding heeft bij het establishment). En zo kwam ik uit bij The Matheo Solution (TMS) van de Nederlandse (!) euro-researcher André ten Dam, waarvan ik weet dat deze door dezelfde bezorgdheid als de mijne gemotiveerd wordt.
Die bezorgdheid betreft overigens niet alleen de uitwerking van het Europese monetaire beleid voor de Nederlandse economie en samenleving, maar ook andere elementen uit het gevoerde Brusselse beleid, zoals de open grenzen politiek. Ik begrijp de gedachte erachter (verhoging arbeidsmobiliteit binnen de EU), maar de inschattingsfout die zowel door de uitvoerders (de Europese Commissie) als de beleidsbepalers (de Raad van regeringsleiders van de lidstaten) gemaakt wordt, is dat zij vergeten dat bepaalde verschillen tussen de diverse landen praktisch onoverbrugbaar zijn. Eén daarvan, zo niet het belangrijkste verschil, wordt gevormd door de taalverschillen die bestaan tussen de EU-lidstaten. Er worden in de huidige EU maar liefst 24 verschillende talen gesproken en niet iedereen is een polyglot zoals Timmermans...
Taal is ook een wezenlijk element voor het bepalen van je nationale identiteit. Je voelt je niet alleen Nederlander omdat je hier geboren bent, maar vooral ook, omdat je de taal spreekt, je vaderlandse geschiedenis kent en bepaalde waarden deelt met je andere landgenoten (niet voor niets pikken we in het buitenland de Nederlander of de Brit er gemakkelijk uit en de Vlaming veel minder snel). Daarom is integratie van anderstaligen in onze samenleving sowieso totaal tot mislukken gedoemd, zolang zij de taal niet feilloos onder de knie krijgen, maar dat terzijde. Illustratief voor de betekenis van taal voor de nationale identiteit is het boek van de van origine Franstalige katholieke priester uit Frans-Vlaanderen, Jean-Marie Gantois, "Hoe ik mijn taal en mijn volk terugvond" (1942). Hierin beschrijft Gantois zijn nationale bewustwording als Vlaming door de Nederlandse taal te leren. Op zijn grafsteen staat dan ook niet voor niets de aan Prudent van Duyse toegeschreven uitspraak: 'De tael is gansch het volk'.
In mijn Brusselse tijd (ik werkte daar toen als econoom) heb ik die taalverschillen aan den lijve moge ondervinden. En zeker als het gaat om complexe zaken als de monetaire unie en de economische plannen met de Unie, merk je hoe belangrijk taal is. In mijn boek
'Het Eurobedrog' heb ik niet voor niets een hele paragraaf gewijd aan de Babylonische spraakverwarring, die soms het gevolg is van de taalverschillen tussen de lidstaten. Minister-president Rutte ('
engage') en eurogroep voorzitter Dijsselbloem ('
template') weten intussen ook alles van de talige interpretatieverschillen van officiële EU-teksten. Daar komt bij, dat met name de Fransen (en in mindere mate de Britten) steevast voordeel hebben, omdat alle officiële en officieuze stukken altijd eerst in het Frans verschijnen en als je geluk hebt daarna in het Engels en Duits. Maar lang niet alle stukken worden in het Nederlands vertaald, ook belangrijke niet, waar elk woordje op een gouden schaal gewogen zou moeten worden. Dit is een niet te onderschatten nadeel. Over de onmogelijkheid om een zinvol parlementair debat te voeren of achterbannen van andere lidstaten te raadplegen zullen we het maar helemaal niet hebben: het democratisch tekort van de Europese instellingen kan niet beter geïllustreerd worden.
De taal bepaalt niet alleen in belangrijke mate je nationale identiteit, maar staat ook grotendeels borg voor de nationale cultuur, of moet ik zeggen 'volksaard'? Er zullen ongetwijfeld azijnpissers zijn die nu gaan roepen dat er geen 'nationale cultuur' of 'volksaard' bestaat, maar daar ben ik snel klaar mee. Ik heb in diverse landen van Europa gewoond en weet waarover ik spreek. Neem België, in feite een door-en-door verdeeld land. Het is in wezen ook geen natie, maar een federatie. En dat komt heus niet alleen omdat Vlaanderen het grootste deel van de rekening van Wallonië betaalt, maar ook door de taal- en cultuurverschillen. De Franstaligen houden hun hand op, maar stellen zich daarbij ook nog eens hautain op. Zo'n houding dwingt dus geen solidariteit af. Dat doen gedeelde waarden.
Nog erger wordt het als we in het Latijnse deel van Europa aankomen. Ook daar heb ik gewoond, sterker, mijn huidige levensgezellin komt er vandaan. Enorme culturele verschillen, niet alleen op begrotingsvlak en financiële discipline, maar ook hoe men tegen het leven in het algemeen aankijkt. Daarmee wil ik geen waardeoordeel uitspreken over wat beter is, absoluut niet, ik stel simpelweg een feit vast. Er bestaan grote verschillen in cultuur tussen Noord- en Zuid-Europa en de nationale taal speelt een belangrijke rol bij de vorming van de nationale identiteit. En ook al spreek je vloeiend Spaans, je wordt daarmee nog geen Spanjaard (al helpt het wel om de verschillen te verkleinen, waarmee het belang van een gedeelde taal als 'sociaal bindmiddel' nog eens onderstreept wordt).
Door mijn internationale Europese ervaringen ben ik ervan overtuigd geraakt, dat het willen samenvoegen van die enorme verschillen tussen landen tot mislukken gedoemd is. We zouden dat ook helemaal niet moeten willen nastreven, want de kracht van de Europese Unie schuilt in haar diversiteit. We zouden juist moeten nastreven die diversiteit te koesteren en te behouden in plaats van af te breken. Het is ook helemaal niet nodig om de natie-staten af te breken om een economisch krachtige EU te vormen. Die opvatting berust op een hardnekkig misverstand. En zij is bovendien gevaarlijk. Ontneem de burger zijn nationale identiteit en je hebt het ideale recept voor oorlog. De geschiedenis spreekt boekdelen. Daarom is het zowel onbegrijpelijk als onverstandig, dat de Europese politieke elite deze feiten negeert en door blijft gaan met het streven naar 'unificatie'.
Wil men van het Europese project, de Europese Unie, een succes maken, dan zal men juist de in dit artikel gesignaleerde verschillen moeten benutten om er een door de bevolkingen breed gedragen steun mee te verwerven. Geef de burger een stem. Dan, en dan alleen, kan er sprake zijn van een gedeelde solidariteit, die nodig is om van de EU een succes te maken. Ik heb aan het begin van mijn betoog aangegeven, dat gevoel van mededogen met de door de harde bezuinigingen getroffen zuidelijke landen, één van mijn motivaties is om te blijven ageren tegen de eenheidsmunt, maar dat betekent natuurlijk niet dat de Duitse of de Nederlandse burger de rekening moet betalen. Dat zullen de Spanjaarden, Grieken, Portugezen, Italianen én Fransen toch echt zelf moeten doen. Dat gaat niet met de eenheidseuro en daarom moet het Euro Pact dringend geflexibiliseerd worden. De uitwerking daarvan ligt op de plank. Zij hoeft er alleen maar afgehaald te worden.
Hier vindt u een overzicht van mijn columns en u kunt mij hier volgen op Twitter.