Daar kwam ik achter toen ik door mijn woonplaats liep.
Gisteravond liep ik langs de singels van de mooiste stad van Nederland. Ik heb het geluk dat ik daar woon. In een grijs verleden woonde in in Amsterdam. Daar kreeg ik nu nooit de openbaring dat het zo slecht nog niet gaat met Nederland. Ik zag daar vooral wat sociologen bedoelen met het oplossen van de sociale cohesie.
Hoe anders is dat in mijn huidige woonplaats: wandelaars groeten elkaar, de straten zijn schoongeveegd en er lopen op avonden als gisteren welbeschouwd alleen maar nette mensen rond. Dat laatste zou een grappige boektitel zijn.
Maar goed, terug naar mijn tocht. Ik kwam door een parkje aan het water, dat kernachtig 'Het plantsoen' heet. Het was een prachtig onderhouden stuk groen met eeuwenoude bomen, perkjes vuilnisbakken met zakjes voor de fecaliën uwer hond én een heuse volière. En daarin zaten allemaal vrolijk kwetterende tropische vogeltjes. Af en toe liep er een voorbijganger langs, die praatte even tegen de beestjes en liep weer verder.
De vogeltjes en hun volière, een prachtig vandalismedoelwit, zaten daar gewoon mooi en onaangeroerd te zijn in hun nette park. Dan is er hoop, dacht ik.