Afgelopen donderdag werd de Gouden Ganzenveer uitgereikt aan Annejet van der Zijl, schrijfster van Sonny Boy, een bestseller die ook is verfilmd, een veelgelezen biografie over Annie M.G. Schmidt, en een biografie over de verborgen Duitse jeugd van prins Bernhard waarop zij in 2010 bij de historicus Hans Blom is gepromoveerd. Een indrukwekkend succesverhaal, dat Van der Zijl min of meer heeft overvallen, wat de onderscheiding nog sympathieker maakt. Daar komt bij dat ik de schrijfster een beetje ken, uit de tijd dat zij nog bij HP/De Tijd werkte en ook al een mooi boek (Jagtlust) schreef. Bovendien heb ik haar een paar jaar later ook nog over prins Bernhard gesproken. De prins was in mei 2000 met spoed in het ziekenhuis opgenomen, en er lag bij het (toen nog) grachtengordelblad geen necrologie gereed. Ik werd door de hoofdredacteur in allerijl naar Annejet doorverwezen en kreeg in een uur een stoomcursus Bernhard. Het bleek uiteindelijk niet nodig. De bejaarde prins, die een deel van zijn gebit had ingeslikt, doorstond ook dit benauwde avontuur en leefde daarna nog lang en gelukkig. Hij stierf in december 2004, op 92-jarige leeftijd.
Toen Van der Zijls boek Bernhard. een verborgen geschiedenis in 2010 het levenslicht zag, bleek zij een originele invalshoek te hebben gekozen. Het boek ging niet over de Bernhard die wij kenden, als prins gemaal van koningin Juliana, maar over zijn Duitse jeugd. Daaruit kwam niet het stoere jongensverhaal naar voren dat de prins later zelf van zijn leven heeft gemaakt, maar het was (ik citeer nu de achterflap van het boek) 'allemaal veel toevalliger, kleiner en vooral menselijker dan dat. En daarom, misschien wel voor het eerst, begrijpelijk.'
Dat Bernhard menselijk, al te menselijk was, is maar al te waar. Interessant was het milieu dat Van der Zijl schetste. De prins was afkomstig uit verarmde (lage) adel, een wereld die wij in Nederland niet kennen en door alle stormen van de twintigste eeuw ook in Duitsland praktisch is verdwenen. De familie van Bernhard leefde letterlijk en figuurlijk boven haar stand, waardoor Bernhard in de jaren dertig op zoek moest naar zoiets vervelends als werk en - belangrijker - inkomsten. Dat was overigens niet onbekend. In het weekend dat ik mijn stuk over Bernhard schreef en snel ook wat fotoboeken van zijn leven doorbladerde, trof mij het volkomen gebrek aan schaamte. Ook las ik een feestboek ter gelegenheid van zijn 65ste verjaardag, uit 1976 toen de Lockheed-affaire speelde, een nauwelijks verkapte hagiografie. Daarin werd zijn leven wederom voorgesteld als een spannend jongensboek (in tegenstelling tot Van der Zijl zou ik die verhaallijn bij onze sprookjesprins wel willen vasthouden), maar er werd totaal geen geheim van gemaakt dat de jonge Bernhard door Nederlandse diplomaten was aangezocht om de nog ongerepte Juliana het hof te maken en te bezwangeren. In die opdracht is hij glansrijk geslaagd. Door vier prinsesjes bij Juliana te verwekken (twee tijdens de oorlog in Canada) mag Bernhard met recht als 'redder van de monarchie' de geschiedenis ingaan. Dat hij ook nog buitenechtelijke kindjes heeft verwekt en steekpenningen aannam, doet daar niks aan af. Tegenwoordig wordt weleens vergeten dat het Oranjehuis een eeuw geleden op uitsterven stond. In 1890 stierf koning Willem III en was alleen de kleine Wilhelmina nog over. Zij kwam in 1898 op de troon en kreeg in 1909 Juliana als enig kind. In de jaren dertig kostte het knap veel moeite om Juliana aan de man te krijgen, een taak waarover de charmante Benno zich met verve heeft ontfermd. Hij pakte beide dames, zijn wereldvreemde schoonmoeder nog meer dan zijn wereldvreemde echtgenote, volledig in.
Ik moet toegeven dat ik Bernhard veel intrigerender vond dan gedacht. Een volstrekt on-Nederlandse figuur, wel degelijk een man van de wereld, die na de oorlog over een indrukwekkend internationaal netwerk beschikte en alle groten van de aarde kende. Denk aan de Bilderberg-groep. Waar de zeer leesbare biografie van Van der Zijl, die zich tot de Duitse achtergrond van Bernhard beperkt, de prins menselijk en begrijpelijk zou maken, bleef ik na het lezen met allerlei vragen zitten. Juist gezien zijn weinig opzienbarende Duitse jeugd, die licht en frivool was, maar ook de keerzijde had van een wereld die op instorten stond, was het latere echte leven van Bernhard larger than life. Hoe was het mogelijk dat het leven van een jongeman uit een ook weer niet zo aanzienlijke Duitse familie zo'n hoge vlucht kon nemen? Gekker nog, hoe kon een jongeman met zo'n Duits gekleurde jeugd in zo'n korte tijd in het kleine westerse buurland uitgroeien tot nationale held? Bij zijn afscheid aan Duitsland had Bernhard nog even een handje gegeven aan Hitler, die hem een imbeciele slappeling vond die kronkelde als een gigolo, en op het sprookjeshuwelijk met Juliana in januari 1937 klonk het Horst Wessel-lied. Maar toch was Bernhard meteen populair en groeide hij tijdens de oorlog uit tot een figuur waar ook het verzet mee wegliep (zelfs communisten). En hij had er geen enkele moeite mee de zijde van de westerse geallieerden te kiezen tegen zijn voormalige vaderland. Dat laat zich wellicht verklaren uit Bernhards overspelige natuur, maar roept tevens de vraag op hoe het kan dat een oppassend en burgerlijk landje als Nederland daarin meeging. Het Oranjegevoel heeft nooit echt geleden onder de strapatsen van de prins, al kun je misschien ook zeggen dat de sympathie onder de bevolking voor die sociaal voelende, pacifistische en gewone Juliana (onze fietsende spruitjeskoningin) erdoor werd versterkt.
Ondertussen nam onze nationale elite in bestuur en bedrijfsleven de schelmenstreken van Bernhard voor lief, en was misschien zelfs stiekem door zijn onbekrompen, mondaine, excentrieke levensstijl gefascineerd. Velen waren er trots op 'vriend van prins Bernhard' te zijn, niet alleen mannen van rechts. Ook een links-radicaal (en goedgekleed) journalist als Martin van Amerongen, een zelfverklaard Republikein, kon goed overweg met de prins, die de dag met champagne begon, exclusieve sportwagens in de prak reed, en zich vrijheden kon permitteren die niet voor andere stervelingen waren weggelegd. Zulke figuren spreken toch tot de verbeelding, zelfs in een braaf en keurig landje als Nederland (dat in 2002 ook ineens door de knieën ging voor een dandy als Pim Fortuyn). Er wordt wel gezegd dat Nederland geen land van helden is. Maar zo'n ingehuurde schelm als prins Bernhard, net als de echte vader des vaderlands ook nog van Duitschen bloed en het tegendeel van politiek correct, laat zien dat het ingewikkelder ligt. Misschien kan Annejet van der Zijl zich er met haar Gouden Ganzenveer in een vervolg op haar biografie eens over buigen.