Nederlanders vertrouwen geestelijken voor geen centimeter, zo blijkt uit een nieuwe peiling. Ze worden nog erger gewantrouwd dan politici, de media of zelfs de regering.
De tijden dat Nederland het braafste jongetje in de calvinistisch-protestantste klas was, lijken ver achter ons te liggen. In een nieuwe peiling van
Maurice de Hond geven Nederlands aan dat ze bar weinig vertrouwen hebben in geestelijken. Sterker nog: in een lijst met vijftien verschillende instituten en functionarissen bungelen geestelijken hopeloos onderaan. Ze krijgen van stemgerechtigde inwoners van dit land slechts een 4,2. De enige kiezersgroep die de priesters en dominees nog wel een voldoende gunt, is het CDA. De Christen-democraten taxeren hen met een krappe voldoende op een 5,8. Daar tegenover staan bijvoorbeeld de SP en het FVD: met 3,5 en 3,3 hebben deze partijen juist het minste vertrouwen in de
kerk.
Bij alle partijen bestaat er echter wel een aanzienlijk vertrouwen te bestaan in leerkrachten - een 7,3. Ook artsen, het Koningshuis, de politie en professoren krijgen allemaal een overtuigende voldoende, met rechters daar vlak achter.
Hoe dan ook hebben geestelijken natuurlijk met deze peiling wel iets gekregen om over na te denken. Ik denk persoonlijk dat ze hun cijfers wat zouden kunnen verbeteren als ze ophouden met inmiddels achterhaalde dogma's achter zich te laten: ophouden met het verzet tegen bijvoorbeeld homoseksuelen, tegen seks buiten het huwelijk, en eindelijk de vrouw eens omarmen als volwaardig onderdeel van niet alleen het gezin, maar óók de maatschappij. Volgens mij valt daar een wereld te winnen, met name voor katholieken en gereformeerden.
Tot er echter reparaties zijn uitgevoerd zullen geestelijken zich echter tevreden moeten stellen met de allerlaatste plaats in deze lijst met instituties.