Een bijrol voor het lijdensverhaal

Geen categorie17 apr 2013, 7:00
Vijf verhalen in Het Boek van Leugenaars van Naomi Alderman maken Jezus tot een intrigerende bijfiguur.
Nu Pasen achter de rug is en de laatste uitvoeringen van de Matthäus-Passion hebben geklonken, is de kennis van het lijdensverhaal van Jezus weer goed opgefrist. Een ideaal moment om de net uitgebrachte Nederlandse vertaling van The Liar’s Gospel van Naomi Alderman te lezen.
Het lijdensverhaal is een dermate platgetreden pad in de literatuur dat het de vraag is wat een schrijver hier nog aan kan toevoegen. Met Het Boek van Leugenaars heeft Naomi Alderman echter een prachtige toevoeging geschreven op de canon van het lijdensverhaal en en passant werpt ze ook nog een blik op het Joodse leven onder het bewind van het Romeinse Rijk.
Alderman is daarbij inventief te werk gegaan door het verhaal van Jezus zoals dat al talloze malen is verteld, verfilmd en beschreven, tot een bijrol te veroordelen. Via de verhalen van Joden in de omgeving van Jezus neemt de lezer kennis van de gebeurtenissen in het leven van Christus zonder de bagage van de mythologie van het Evangelie en tweeduizend jaar geloofsuitoefening.
Via vier gezichtspunten wordt een tableau van verhalen geschapen dat een licht werpt op het lijdensverhaal. Het verhaal van Mirjam (Maria), de moeder van Jehosjoea (Jezus), is het verhaal van een moeizame relatie tussen moeder en zoon waarbij Jehosjoea zijn eigen pad kiest terwijl zijn moeder daarbij geen enkele rol speelt. Pas wanneer zijn roem het grootst is, komt Mirjam weer in contact met haar zoon om vervolgens volstrekt machteloos hem zijn dood tegemoet te zien gaan.
Zo anders vergaat het Jehoeda van Keriot (Judas) die ontgoocheld raakt door een leermeester die de weelde van het geloof van zijn volgelingen niet meer lijkt te verdragen en hem uiteindelijk verraadt. Na dit verraad, in tegenspraak met zijn in het Evangelie beschreven zelfmoord, ontvlucht Jehoeda Jeruzalem, verkoopt zijn verhaal over Jezus aan de Romeinen die er grof voor willen betalen en verdwijnt vervolgens met onbekende bestemming.
Voor de hogepriester Kajafas is Jehosjoea slechts een van de vele volksmenners die zich aandienen in Jeruzalem en ook maar een korte onderbreking van zijn leven als hogepriester. Juist door zijn verhaal maakt de lezer kennis met de positie en levenswijze van de priesters.
Ten slotte komt de man aan bod wiens misdaden door een joelende menigte worden vergeven. Op uitnodiging van de Romeinse prefect Pontius Pilatus, wordt zijn vrijlating verkozen boven die van Jehosjoea die daarmee wordt veroordeeld tot een gewelddadige dood door kruisiging. Deze Bar Avo (Barabbas) strijdt voor het Joodse belang en tegen de overheersing van het Romeinse Rijk. Hij is daardoor in staat meer volgelingen op de been te brengen dan Jehosjoea en zou zomaar zelf door kunnen gaan voor verlosser.
Het aardige aan deze vertelling via vier gezichtspunten is dat, net zoals bij iedere vertelling over dezelfde gebeurtenis, deze verhalen soms overlappen en soms elkaar tegen lijken te spreken, waardoor de complexiteit van het lijdensverhaal alleen maar onderstreept wordt. Daarnaast zet Alderman de lezer ook aan het denken door alles wat wij weten en hebben gehoord, gelezen en geleerd over het leven van Jezus opzij te zetten en zijn leven te bezien vanaf het toenmalige 'hier en nu' in plaats van via een blik die beïnvloed is door langdurige ‘indoctrinatie’. Zo is de kruisiging een minor event in de vier verhalen terwijl de herrijzenis van Jezus niet als zodanig, althans op dat moment, wordt geïnterpreteerd. Het lichaam van Jezus is verdwenen, maar de conclusie wordt getrokken dat zijn volgelingen hier verantwoordelijk voor zijn.
Naast deze vier verhalen schetst Alderman, zonder het als zodanig te benoemen, nog een vijfde verhaal: het verhaal van de Joden onder het bewind van het Romeinse Rijk. Als rode draad in de vier verhalen wordt het Joodse leven onder de Romeinen inzichtelijk gemaakt. Via de proloog markeert Alderman het startpunt: de verovering van Jeruzalem door Pompeius in 63 voor Christus. De epiloog vertelt in vogelvlucht de Romeinse geschiedenis van de Joden tot en met de vernietiging van de Joodse Tempel en inname van Jeruzalem door de toekomstige Romeinse keizer Titus in 70 na Christus. Als represaille voor de (zoveelste) Joodse opstand werd Jeruzalem door Titus volledig ingenomen en resteerde door deze verwoesting slechts de Westelijke Muur van de tempel. De Westelijke Muur die het bekendste symbool van het huidige Jeruzalem en de gemoederen, to put it mildly, nog steeds bezig houdt.   
Hoewel dit boek zonder meer tegen heilige huisjes aantrapt en in bepaalde (orthodoxe) kringen tot heftige reacties zal leiden, lijkt Alderman tocht vooral te kiezen voor de rol van meer neutrale verteller. Waarom dit boek dan toch Het Boek van Leugenaars heet is eigenlijk wel lastig te zeggen, maar lijkt besloten te liggen in haar opvatting van het schrijverschap zoals terug te vinden in de epiloog: ‘Ieder verhaal heeft een schrijver, een verteller van leugens. Denk niet dat een verhalenverteller zich niet bewust is van het effect van ieder gekozen woord. Veronderstel nooit dat er zoiets bestaat als een onbevooroordeelde toeschouwer’.
Ga verder met lezen
Dit vind je misschien ook leuk
Laat mensen jouw mening weten