Honderd jaar geleden brak de Eerste Wereldoorlog uit, een 'eeuwfeest' dat in de ons omringende landen uitgebreid in herinnering wordt gebracht. Daarbij speelt ook de aloude schuldvraag weer op.
In Duitsland is het boek
The Sleepwalkers: How Europe Went to War in 1914, van de Australische historicus Christopher Clark een bestseller. Niet zo gek, want Clark komt volgens zijn uitgever op grond van nieuw bronnenonderzoek met een frisse blik op hoe Europa zich al slaapwandelend in een grote oorlog stortte. Uit zijn verhaal komt niet Duitsland als de hoofdschuldige te voorschijn, maar zijn alle oorlogvoerende partijen schuld. Heel erg nieuw is die theorie overigens niet. Het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog is altijd al als een bedrijfsongeval voorgesteld waarbij de Europese diplomaten zonder het goed te beseffen een
Doomsday Machine in werking zetten die de wereld voorgoed veranderd heeft. Je hoeft maar naar het bizarre verloop te kijken van de aanslag in Sarajevo op de Oostenrijkse troonopvolger om op de rol van het toeval te wijzen. Die aanslag mislukte eerst in de ochtend, waarna de student
Gavrilo Princip, lid van de Bosnisch-Servische terreurbeweging de Zwarte Hand, in de middag door een verandering in de route per ongeluk een tweede kans kreeg en wel raak schoot. De geschiedenis had er heel anders uit gezien als het koninklijke bezoek niet naar het ziekenhuis was gegaan waar de chauffeur die 's ochtends bij de mislukte aanslag gewond was geraakt behandeld werd.
Natuurlijk is de verleiding groot om honderd jaar na dato met een frisse blik te komen en wat historisch revisionisme te proberen. Maar de geschiedenis van de Eerste Wereldoorlog kent geen frisse blik en is eindeloos onderzocht. Zij is het onderwerp geweest van talloze giftige naoorlogse controverses, vooral in de Weimar-Republiek (en eigenlijk in alle landen die tot verliezers van de oorlog werden gerekend). Ook honderd jaar na dato is het relativeren van de schuldvraag verre van onschuldig. Wie doet alsof Duitsland niet meer schuld had dan de andere oorlogvoerende mogendheden, een theorie waar nieuwe generaties onschuldige Duitsers (en jonge Europeanen die van niets weten) welhaast vanzelf ontvankelijk voor zijn, opent een doos van Pandora. Niet dat die beter gesloten kan blijven, dat lukt toch niet. Alles wat mainstream is, klinkt tegenwoordig verdacht, dus ook de gevestigde visie onder historici dat er geen misverstand kan bestaan dat Duitsland de hoofdschuldige was voor het uitbreken van WO I. Ik denk dat er voor die visie goede gronden zijn en dat het fout is daarover nieuwe twijfel te wekken.
Natuurlijk bestond de directe aanleiding tot de Eerste Wereldoorlog, de aanslag in Sarajevo op 28 juni 1914, uit een keten van toevalligheden. De Duitsers kwamen pas in beeld als bondgenoot van de Oostenrijkers, die van Berlijn een
blanco cheque kregen om Servië, dat van medeplichtigheid aan de aanslag werd verdacht, onder druk te zetten en tot een bekentenis te dwingen. Dat zette een nieuwe keten van gebeurtenissen in gang die alweer minder toevallig was, zoals de mobilisering van Rusland, dat de Slavische broeders in Belgrado wilde steunen. Ook Duitsland meende daarop te moeten mobiliseren. Zo lokte de ene (over)reactie de andere (over)reactie uit. Daardoor lijkt Duitsland slechts een reagerende partij naast vele andere partijen, waardoor het nooit de hoofdschuldige van het conflict kan zijn. Maar dat gaat aan twee zaken voorbij. De rusteloze houding die Duitsland als nieuwkomer onder de grote mogendheden in de jaren voor 1914 ten toon spreidde, en het
Schlieffenplan waarmee Duitsland zich in het geheim op een tweefrontenoorlog in Europa had voorbereid.
Dat Duitsland, dat pas laat een eenheid werd (na een oorlog tegen Frankrijk dat in 1871 de provincies Elzas en Lotharingen moest afstaan), dezelfde rechten opeiste als de andere grote mogendheden, valt nog te begrijpen. Groot-Brittannië, Frankrijk en kleine landen als Nederland en België, hadden grote koloniale rijken, waarop Duitsland ook recht meende te hebben. Onder
Otto von Bismarck zag het Keizerrijk van die ambitie af, maar na het vertrek van de ijzeren kanselier in 1890 en het aantreden van de nieuwe
keizer Wilhelm II sloeg Duitsland een avontuurlijke koers in. Het moest een wereldmacht worden. Misschien ook nog niet zo gek, want Duitsland ontwikkelde zich snel en leek Engeland economisch te gaan overvleugelen. Maar in die monomanie liet Duitsland 'de draad naar Rusland' los die Bismarck altijd angstvallig had vastgehouden om een omsingeling in Europa te vermijden (de vijandschap met Frankrijk gold als een gegeven), en ging het een vloot bouwen waarmee het wel de argwaan moest wekken van de zeemacht Groot-Brittannië. De Duitsers kregen het voor elkaar om in 1904 een
entente cordiale tegen zich af te roepen van Engeland en Frankrijk (twee oude vijanden), die in 1907 een
triple entente werd met de toevoeging van Rusland (waar de koloniale Britten vanwege India de meeste vrees voor hadden). Door eigen toedoen riepen de Duitsers een machtige gelegenheidscoalitie tegen zich in het harnas die niet alleen onwaarschijnlijk was, maar die ook nog eens het spookbeeld in zich had van de tweefrontenoorlog die Bismarck in alle gevallen wilde voorkomen.
Hier komt het Schlieffenplan in het spel, dat in het westen in een
Blitzkrieg voorzag waarmee eerst met de erfvijand Frankrijk moest worden afgerekend, waarna vervolgens alle aandacht naar het oosten kon worden verplaatst om aan Rusland en het 'oprukkende Slavendom' (een demografische angst) het hoofd te bieden. De Duitse oorlogsleiding speculeerde erop dat de Britten neutraal zouden blijven en prioriteit gaven aan het behoud van hun wereldrijk (dat buiten Europa lag). Een catastrofale misrekening, zeker nadat in augustus 1914 met het in werking treden van het Schlieffenplan het neutrale België werd overvallen en de Britten zich genoodzaakt zagen om de onfortuinlijke Belgen en hun Franse bondgenoten te hulp te schieten. Daarbij ging het ook om de Noordzee, waar de Duitsers vandaan moesten blijven. De Duitse oorlogsschuld zit vooral in die
brutale overval op België, dat met het conflict op de Balkan en de spanningen tussen de grote mogendheden niks te maken had, en in de begindagen van de Eerste Wereldoorlog het slachtoffer werd van de Duitse furie. In die eerste maand ging ook de
universiteitsbibliotheek van Leuven in vlammen op, wat diepe indruk maakte (zelfs in het verre Amerika) en de Duitsers hun reputatie als
Kulturvolk kostte.
Natuurlijk hebben de oorlogvoerende partijen elkaar pijn gedaan en allemaal veel op hun kerfstok. Alle partijen waren na verloop van tijd ook militaristisch, de democratische landen evenzeer als de autocratisch geleide. Maar het Schlieffenplan sloeg alles. Strategen die zoiets bedenken zijn van alle werkelijkheid los. Met die aanval op het onschuldige België betrokken de Duitsers de Britten in de strijd en werd een conflict dat met een aanslag in een uithoek op de Balkan begon een rampzalige wereldoorlog. Vanwege deze niet-geprovoceerde aanval stond het voor de Belgen, de Fransen en de Britten van meet af vast dat Duitsland de schuldige was van een slachtpartij waarin tientallen miljoenen doden zouden vallen. Voor Belgen, Fransen en Britten was de Duitse keizer Wilhelm II, die in november 1918 bij Eijsden om asiel kwam vragen (en dat van Koningin Wilhelmina ook kreeg), een oorlogsmisdadiger. Mij dunkt dat ze gelijk hadden. Daar moeten hedendaagse historici die er niet bij zijn geweest, maar het honderd jaar na dato wel tijd vinden voor een frisse blik, niet aan gaan zitten morrelen. En Nederlanders, die anders dan hun Zuiderburen zo gelukkig waren om de dans te ontspringen, al helemaal niet.
De Duitse schuld staat vast, niet alleen van de Tweede Wereldoorlog (die Hitler heeft gewild en verloren), maar ook van de Eerste Wereldoorlog, waarbij de Duitse oorlogsleiding in het najaar van 1918 zelf de handdoek in de ring gooide en Duitse burgerpolitici met de gevolgen van de nederlaag opzadelde. Onverantwoordelijker kan een oorlogsleiding niet zijn. Op dit punt is voor historisch revisionisme geen plaats.