Eén van de dilemmas na WW II die tot de vorming van de EC en later de EU leidden, was de vraag wat de positie van Duitsland in de nieuwe wereldorde moest zijn. De ontwikkelingen in het Interbellum hadden de grote mogendheden huiverig gemaakt voor de potentie van Duitsland als politiek hart van Europa.
De verdeling van Europa in Oost en West werd vooral door de Fransen bezien als een tijdelijke situatie. Het was dit land dat zich de meeste zorgen maakte om mogelijke gevolgen van een Duitsland dat opnieuw een volledig eigen koers kon gaan varen. Na drie grote oorlogen (1870-71, 1914-18, 1939-45) in 75 jaar hadden de Fransen enig recht van spreken.
De politieke oplossing was om Duitsland politiek in te kapselen, en haar economische potentieel onder te brengen in een gemeenschappelijke organisatie. Dat werd de EGKS, van waar uit zaken als steenkool en staal onder controle kwamen van een supranationale organisatie. Dat ook Italië en de Benelux deel uitmaakten van de EGKS maakte het voor de Europese burger mogelijk het initiatief te zien als iets anders dan een controlemechanisme op de Duitsers, wat het natuurlijk wel was.
Verdere naoorlogse ontwikkelingen leidden uiteindelijk tot de EU, die tot op heden wordt gedomineerd door de tandem Frankrijk-Duitsland. Dit duale leiderschap kenmerkte zich lang door een economisch primaat voor het economisch zeer sterke Duitsland, en een politiek primaat voor Frankrijk. De Franse ontwikkeling van een eigen kernwapen, en haar ambivalente relatie met de NATO, bevestigden de Franse positie van belangrijkste onafhankelijke Europese politieke macht. Die positie werkte door in de leiderschapspositie binnen de EU. Beide landen bedisselden veel zaken onderling alvorens de EU formeel besloot.
Na de Duitse eenwording in 1989 begon het evenwicht steeds verder te verschuiven. De Duitse economische stem door het toegevoegde gewicht van het oosten langzamerhand allesbepalend. Frankrijk had als voorwaarde voor instemming met die eenwording bedongen, dat de EU zou uit groeien tot een politieke unie met één munt, de euro. Frankrijk dacht door de monetaire eenwording economische kracht en invloed terug te winnen ten opzichte van Duitsland.
Een extra complicerende factor was dat Groot-Brittannië, juist bevreesd voor een al te grote politieke integratie, gedaan kreeg dat de EU zich oostwaarts zou uitbreiden. Men ging er in Londen van uit, dat een dergelijke beweging zowel de politieke slagkracht als een verdere politieke eenwording grondig zou verstoren. Uiteindelijk bleek dit een misrekening wat betreft het tempo van politieke unificatie, maar op economisch gebied kregen de Britten gelijk.
De lancering van de euro was een slecht voorbereid drama, voorafgaand waaraan Duitsland teveel concessies deed aan de eisen die aan de deelnemers werden gesteld. Er zijn wat ironische bijverschijnselen, die mede de huidige crisis versterken.
1) De politieke macht is de afgelopen jaren door de toenemende unificatie van de EU prominent verschoven naar de sterkste economische macht binnen de unie. In plaats van sterker te worden, heeft de euro er voor gezorgd dat Frankrijk amechtig hijgend probeert in het spoor van Duitsland te blijven.
2) De verdergaande verstrengeling van de economische met de politieke macht heeft Duitsland in een positie gebracht, dat zij het voortouw van de EU zou moeten nemen. Maar Duitsland wil dat eigenlijk niet. Iets nauwkeuriger geformuleerd: de Duitse politieke elite wil dat niet.
De traumas van WW II wreken zich nu op een onverwachte wijze. Objectief bezien is Duitsland op dit moment de logische leider van de EU. Frankrijk is van een min of meer gelijkwaardige partner afgezakt, naar een tegenstribbelende en onmachtige positie van secundair belang.
Hoe Duitsland reageert op militair gerelateerde buitenlandse missies werd afgelopen week glashelder beschreven in
Elsevier, maar dat is niet meer dan een illustratie van de algemene houding die de Duitse politieke elite kenmerkt. Men wil niet, en wellicht durft men ook niet. 50 jaar verplicht pacifisme heeft zijn sporen nagelaten.
Desalniettemin heeft de Duitse regering weinig keus. Als zij niet het voortouw neemt, zal niemand dat doen. De ontwikkelingen binnen de EU hebben het onontkoombaar gemaakt, dat het economische primaat samengaat met het politieke. Hoe langer Duitsland dit ontkent, hoe groter de uiteindelijke schade zal zijn.
Juist nu de Franse presidentsverkiezingen het president Sarkozy onmogelijk maken al te luid tegen te sputteren, op straffe van een torpedering van zijn eigen kansen op herverkiezing, heeft Duitsland de gelegenheid tamelijk geruisloos haar macht in de EU te consolideren. En de Griekse kredietcrisis biedt bovendien een herkenbaar objectiveerbare gelegenheid. In ons aller belang lijkt dat me geen gek vooruitzicht. Het huidige getreuzel dient geen enkel doel.