De verbolgen reacties van de politiek op het kabinetsbesluit om “Brainport” niet dezelfde status te geven als Schiphol en de Rotterdamse havens spreken boekdelen. Het is een gemiste kans om de structuur van de Nederlandse economie aan een stevig debat te onderwerpen. Politici grijpen deze discussies vooral aan om manieren te zoeken om meer geld en macht naar zich toe te trekken. Meer geld voor politici betekent, echter, minder geld voor hardwerkende burgers en ondernemers die in Nederland hun hoofd boven water proberen te houden.
De discussie is eenzijdig en vertelt niet het hele verhaal. Wat er in de krant en op het internet staat is het verhaal van talloze miljoenen euro’s subsidiegelden die naar winstgevende bedrijven met goede politieke connecties stromen en belangenverenigingen die bij de landelijke politiek het “Topsectorenbeleid” voor elkaar heeft weten te krijgen. Wat we niet zien is de bakker die geen nieuwe oven kan kopen omdat zijn belastingen zo hoog zijn. Of een slager die een medewerker moet ontslaan omdat hij geen handige lobbyisten in Den Haag heeft. Wij wat niet zien zijn de scholen die niet gebouwd worden of een goed functionerend politieapparaat. Deze verborgen kosten komen niet in de krant.
Ondernemerschap is een vak. Je maakt een product. Je verkoopt een dienst. Dat doe je beter dan je concurrent. Zo hoort het te werken, tenminste. Een onderdeel van het vak lijkt, echter, om hoe je zoveel mogelijk subsidiegeld kan krijgen. Dit gedrag heet rentseeking en komt overal in de economie voor. Onze gigantische overheid wordt gerund door politici die vooral uit zijn op hun herverkiezing en delen daarom andermans geld uit alsof het niets is. Miljarden teveel per jaar worden besteed aan allerlei politieke hobby’s. Er is een hele industrie opgetuigd om deze gelden los te krijgen, maar die zelf niets produceert. Zij ontleent haar bestaansrecht aan het afromen van het geld van bedrijven en burgers die de pech hebben om geen goede politiek connectie te hebben. De moral hazard van dit systeem is gigantisch. Er is weinig verbeeldingsvermogen voor nodig om je voor te stellen dat de economie als geheel er helemaal niets mee opschiet. Geld van Pieter aan Paul geven is zinloos als Pieter zelf daardoor minder te besteden heeft. Bovendien geeft het de burgers van dit land het gevoel dat belasten en het geld weer weggeven aan winstgevende bedrijven bij het kapitalisme hoort. Het tegenovergesteld is waar: dit is vriendjespolitiek ten top.
Bedrijven moeten elkaar op de open markt beconcurreren, zonder staatsinmenging. Mensen met goede ideeën halen hun geld bij investeerders op die daarin een goede besteding van hun geld zien. De bakker kan dan gerust zijn oven kopen. De slager kan een aanbouw betalen en nieuwe medewerkers aannemen. De burger kan daar zijn aankopen doen en nog wat overhouden voor een extraatje. De investeerder die Paul geld voor zijn startup geeft neemt vrijwillig de gok. Zó hoort het in een vrije samenleving te werken. Het is een gemiste kans dat deze discussie niet aangezwengeld is.
Mathieu Hampton Bestuurder Libertarisch Partij (LP) Social Media Zaken