De huidige opstand tegen de kunsten is een reactie op de uitgesproken antiburgerlijkheid van het modernisme en de abstracte kunst, de opstand van de kunstenaars, die decennialang de toon heeft gezet.
(...)
De tragiek van de opkomst van kunstsubsidies is dat zij na de Tweede Wereldoorlog steeds zijn opgevoerd onder het motto van de voormalige Amsterdamse kunstwethouder Boekman, dat kunst en volk elkaar moeten vinden; door de subsidies zouden de kunsten toegankelijker worden voor de massa.Neveneffect was echter dat de kunstenaars zich nergens meer wat van aan hoefden te trekken, en zo, zeker na de jaren zestig, hun eigen, antiburgerlijke agendas konden uitdragen. Een resultaat: de Actie Tomaat, waarmee in de jaren zestig het traditionele Nederlandse toneel belachelijk werd gemaakt. Maar daarmee werd de kloof juist vergroot.