De VVD heeft bij monde van het kamerlid Jeanine Hennis-Plasschaert ineens genoeg van de weigerambtenaar. Homo's moet je trouwen, heet het nu, om duidelijk te maken dat de liberalen niet met zich laten sollen en geen privileges meer willen toestaan aan bekrompen SGP-achtige groeperingen die op basis van hun geloof allerlei uitzonderingsregelingen hebben bedongen. De achtergrond is dat er in
Amsterdam-West twee weigerambtenaren in dienst genomen zijn die op basis van hun geweten geen homo's willen huwen, een mogelijkheid waarin de wet tot nu toe voorziet. Of deze weigerambtenaren in de vroegere
'gay capital' van de wereld ook hoofddoekjes dragen, staat er niet bij, maar in Amsterdam-West kom je die tegenwoordig wel tegen. Meer dan homo's in ieder geval, die daar als we de berichten mogen geloven weer als bedreigde minderheid zijn ondergedoken.
Het lijkt een logisch liberaal standpunt. Ambtenaren hebben zich gewoon te houden aan de wet, en daarvoor moeten geen uitzonderingen worden gemaakt, anders wordt het een dolle boel. Strikt genomen ben ik het daar wel mee eens. Het is een simpel overzichtelijk standpunt en houdt de regelgeving beperkt. Maar volgens datzelfde overzichtelijke principe zie ik niks in het homohuwelijk, want ook dat doorbreekt een norm van het gezond verstand (het burgerlijk huwelijk voor man en vrouw), en ik zie niet in wat er discriminerend is om homo's verder als individuen te behandelen. Dat verbiedt ze geenszins om samen te wonen, alleen missen ze daarvoor de zegen van de burgerlijke stand. Het is dus heel simpel: schaf het homohuwelijk weer af en je hebt ook geen weigerambtenaren meer nodig. Dat is pas gelijkheid! Verder zijn die weigerambtenaren niet echt een probleem, want er zijn ambtenaren genoeg, zeker in Amsterdam, en veruit de meesten zijn in onze hoofdstad heus wel bereid om desnoods lekker op informele toon aan zoiets feestelijks als een huwelijk mee te werken, homo's of geen homo's.
Een non-probleem dus. Maar dan ken je Nederland niet. Eerst wordt er heel baanbrekend en pragmatisch als eerste een homohuwelijk ingevoerd, vervolgens groeit zoiets uit tot de progressieve maat der dingen waaraan zelfs de verder nogal conservatieve VVD zich schatplichtig moet tonen, en uiteindelijk gaat iedereen daar heel principieel over doen, waarbij het ongelovige (seculiere) kamp zich nog fundamentalischer meent te moeten opstellen dan het gelovige kamp. Daar komt bij dat homo's het als bedreigde diersoort tegenwoordig erg goed doen bij de (kleinburgerlijke) PVV, die tegen moslims is, terwijl moslims weer moeite met homo's hebben, waardoor de homo's (net als joden) plotseling de grootste vrienden van de PVV zijn. En laat nu net het huidige minderheidsheidskabinet van VVD en CDA, dat weer gedoogd wordt door de PVV, in de Eerste Kamer afhankelijk geworden zijn van de gedoogsteun van de SGP, die evenmin veel van homo's moet hebben en voor wie het homohuwelijk het zoveelste voorbeeld van het hellende vlak der zedenverwildering is. Bij zoveel elkaar blokkerende tegenwichten worden de weigerambtenaren ineens van doorslaggevend gewicht. Niet principieel, maar politiek en symbolisch.
In deze context krijg ik ineens wel sympathie voor die weigerambtenaren. Een onderdeel van de Nederlandse identiteit is juist die folklore van uitzonderingsregelingen en gedoogconstructies die hier vaak na lange strijd tot stand zijn gekomen. Denk aan het bijzonder onderwijs, waar zeventig jaar schoolstrijd aan vooraf is gegaan. Zulke bijzondere regelingen zijn er niet alleen voor pappen en nathouden, maar ook als compromis om verder te gaan (vernuftige doorbraken dus) en je het humeur niet te laten bederven door zeurende kwesties waarover ze elkaar in allerlei buitenlanden de koppen inslaan. We zien dat op vele maatschappelijke terreinen. De Nederlandse wet voorziet in de mogelijkheid tot abortus en euthanasie, en biedt ook de mogelijkheid voor artsen om zulke ingrepen op grond van hun levensovertuiging te weigeren. Naast weigerambtenaren hebben we dus ook weigerartsen. Dat kan soms lastig zijn, maar heeft bij nader inzien ook voordelen. Weigerambtenaren (en weigerartsen) zijn een uitdrukking van het controversiële karakter van bepaalde wetgeving, waar lang niet iedereen hetzelfde over denkt en die dus ook lang niet altijd even vanzelfsprekend is.
Het homohuwelijk bijvoorbeeld. Hoe je er ook over denkt, een huwelijk tussen twee mensen van hetzelfde geslacht blijft iets uitzonderlijks (homoseksualiteit was eeuwenlang in allerlei verschillende culturen ook niet voor niks een taboe). Weigerambtenaren dwingen andere, meer conformistische ambtenaren (altijd de overgrote meerderheid) na te denken over iets waarover wel gewoon wordt gedaan, maar dat allerminst gewoon is. Zij zorgen voor de broodnodige second opinion om te laten zien dat er - heel liberaal - ook nog alternatieven zijn. Hetzelfde geldt voor weigerartsen bij abortus en euthanasie, opties die soms een uitweg bieden, maar nooit vanzelfsprekend (behoren te) zijn. Daarom zeg ik: moet kunnen, die weigerambtenaren. Zij zijn de consequentie van ons liberale politiek bestel, van onze voor buitenlanders onnavolgbare wijze van redeneren, en van het - zéér Nederlandse - gedogen.