Een bespreking van Frits Bolkesteins nieuwe boek. Eindelijk heb ik zijn magnum opus kunnen lezen.
Ik was even een weekje weg (naar Spanje), en in Valencia verbleef ik in het hotel waar
Ernest Hemingway in de jaren twintig en dertig had gelogeerd. Valencia was tijdens de Spaanse burgeroorlog (1936-1939) hoofdstad van de Republiek (het in het binnenland gelegen Madrid was toen geïsoleerd en verkeerde in een permanente staat van beleg). Waarschijnlijk heeft geen twintigste-eeuws conflict zozeer tot de intellectuele verbeelding gesproken als de Spaanse burgeroorlog, die als een vingeroefening werd gezien voor wat er nog komen ging in de strijd tussen 'goed' en 'fout'.
Mijns inziens onjuist, omdat de westerse democratieën zich in Spanje afzijdig hielden en in de Tweede Wereldoorlog samen met het stalinistische Rusland tegen Hitler vochten. In Spanje lagen de fronten anders en zorgden de interventies van de As-mogendheden niet alleen voor de overwinning van generaal Franco, maar waren de verschillende linkse partijen ook onderling verdeeld. Zo steunde Moskou alleen de communisten, tegen anarchisten en allerlei soorten socialisten en was er juist geen links eenheidsfront tegen 'het fascisme'. Dit tot teleurstelling van George Orwell (zie zijn
Hommage to Catalonia), de belangrijkste intellectueel van de vorige eeuw, die de verraderlijkheid van het communisme en het utopische denken blootlegde.
Het voorafgaande is een opstapje naar Frits Bolkestein, wiens magnum opus
De intellectuele Verleiding. Gevaarlijke Ideeën in de Politiek ik in Valencia eindelijk heb kunnen lezen. Ik las het, heel eigentijds en ongevaarlijk, op het strand. Bolkestein kan voor dit boek niet genoeg geprezen worden, al was het maar omdat zo weinig Nederlandse politici hun gedachten op papier zetten en van zo'n grote belezenheid getuigen. Het heeft ook een belangrijk thema te pakken, want natuurlijk zijn ideeën in de politiek belangrijk en is het niet zo makkelijk om vast te stellen wat hun rol (en die van publieke intellectuelen) precies is. Daarvoor heb je eigenlijk weer een theorie nodig, en juist met dat theoretiseren over een abstracte ideale wereld is het in de vorige eeuw zo verschrikkelijk fout gegaan.
Bolkestein doet dat niet. Hij is in alle opzichten de rationele, sceptische liberaal die zich afzet tegen ijdele vergezichten waardoor zoveel intellectuelen zich hebben laten meeslepen. In grote lijnen deel ik zijn kritiek, en als hij zijn boek twintig jaar eerder had geschreven (maar toen had hij het te druk met andere dingen) hadden we van een geruchtmakend boek kunnen spreken. Geen Orwell, een man die het linkse utopische denken tijdens de Spaanse burgeroorlog in Barcelona aan den lijve had ondervonden, maar het werk van een gedisciplineerde geest die op basis van intellectuele en historische kennis precies de gevaren en de verleidingen van het romantische idealisme kon aanwijzen.
Bolkestein is overtuigend als hij de mentale zwakheden van het intellectuelendom analyseert, en hij hekelt de Lumpenintelligenz, een klasse van halfintellectuelen die moderne en vaak modieuze ideeën van horen zeggen hebben, slechts half begrijpen, maar wel een grote verspreiding geven. Voor Bolkestein staan kennis en ervaring voorop. Hij moet niets hebben van de Sturm und Drang waarmee de vaak jonge revolutionaire geesten van links en rechts met hulp van onbeproefde ideetjes het verleden dachten af te schaffen en de toekomst naar hun hand meenden te zetten. Saaiheid is voor hem een deugd in de politiek, waar veel intellectuelen juist anti-burgerlijk (zeggen te) zijn, een bohémien-achtige levensstijl cultiveren en zich kunstzinniger voordoen dan ze zijn. Die burgerlijke zelfhaat, uitlopend in nihilisme en zelfdestructie, blijft een belangrijk en nog slecht begrepen thema, dat zich overigens niet alleen in de westerse wereld voordoet.
Minder overtuigd was ik door Bolkesteins stelling dat de westerse cultuur doordrongen is van een christelijk schuldgevoel die (ik parafraseer) tot een overdreven 'weg-met-ons' heeft geleid. Enerzijds onderscheidt het Westen zich juist door dat schuldbesef, waaruit een uniek verantwoordelijkheidsgevoel is voortgekomen, maar ik vraag me ook af hoe sterk dat schuldgevoel werkelijk is en of het niet even zo vaak gebruik wordt om anderen onder het mom van zelfkritiek 'de schuld' te geven. Van het kolonialisme krijgen vooral onze voorvaderen de schuld, en het kapitalisme natuurlijk. En de analyse van Bolkestein was sterker geweest als hij daarin ook de laatste twintig jaar had betrokken. Niet alleen waren we dan meer te weten gekomen over zijn eigen rol, maar dan had hij ook kunnen ingaan op de huidige ideeën die in de politiek de toon zetten.
Het is aardig om de generatie van '68 (bij uitstek een studentikoze jongerencultuur die iedereen boven de dertig verdacht verklaarde) en de generatie van NieuwLinks een veeg uit de pan te geven, maar zelfs die ouder en wijzer geworden NieuwLinksers zijn niet meer zo links als voorheen en hebben (deels ook uit zelfkritiek en zelfbescherming) nieuwe schutkleuren aangenomen. En Bolkestein noemt zichzelf uitdrukkelijk geen intellectueel (een merkwaardige zelfontkenning waarmee hij te makkelijk is weggekomen), maar zijn analyse is op vele punten toch verwant aan neoconservatieve cultuurkritiek. Juist die neocons hebben de laatste jaren als intellectuelen onder vuur gelegen, vaak met vergelijkbare argumenten als die Bolkestein aanvoert om linkse en rechtse radicalen uit het verleden te oren te wassen. Dat (neo)marxisten inmiddels als postmodernen door het leven gaan, en ook anti-utopische argumenten tot de hunne hebben gemaakt om het vermeende utopische denken van het 'neoliberalisme' te ontkrachten, laat zien hoe ongrijpbaar allerlei soorten intellectualisme nog steeds zijn.
Helaas zegt Bolkestein daar weinig over, hoewel hij bekend staat als criticus van de inval in Irak, die voor veel linkse Bush-haters als een neoconservatief project de geschiedenis is ingegaan (mijns inziens een onjuiste weergave van zaken die alle geopolitieke aspecten van het conflict negeert). Ook over de rol van intellectuelen bij de Europese Idee blijft Bolkestein vaag, terwijl je daarover gegeven de huidige eurocrisis meer zou willen horen. Weliswaar verzet Bolkestein zich sinds jaar en dag tegen de federale dromen en hij gelooft niet in het Europese eenheidsstreven, maar een euroscepticus noemt hij zich niet en hij heeft als eurocommissaris in Brussel gewerkt. De vaderen van de Europese Idee passen bovendien slecht in Bolkesteins visie op intellectuelen, die zich volgens hem laten meeslepen in Spielereien en neerkijken op het gezond verstand en economie.
Dat kun je van Jean Monnet, een handelaar in cognac die Amerika goed kende, niet zeggen, zoals ook staatslieden als Adenauer en De Gaulle mannen van de daad waren en geen intellectuelen (volgens Bolkestein althans, hoewel De Gaulle wel boeken schreef en op zijn manier uiterst romantische ideeën had over Frankrijk en haar plaats in het Europa van de nationale staten). Bolkestein gebruikt het begrip 'intellectueel' zoals het hem uitkomt, en kan daardoor (onbedoeld?) bijdragen aan een onnodig en zelfs schadelijk soort anti-intellectualisme dat je wel vaker bij rechtse liberalen aantreft. Bij Gerry van der List bijvoorbeeld, die dwangmatig op moderne kunstenaars en intellectuelen afgeeft, terwijl hij zelf erudiet en geleerd is en over een verfijnde geest beschikt.
Natuurlijk is er op intellectuelen en hun ideeën veel aan te merken. Daarom deden zij er ook toe. Of dat nog steeds zo is, is de vraag. Hedendaagse politici vallen niet zozeer op door hun intellectuele vorming en hun eigen ideeën, maar fungeren eerder als (crisis)managers. En de huidige financiële crisis is geen crisis van betweterige intellectuelen, al was de grote goeroe van de wereldeconomie Alan Greenspan sterk beïnvloed door de anti-statelijke ideeën van Ayn Rand, maar een crisis van arrogante bankiers en technocraten, die weliswaar heel veel verstand dachten te hebben van economie en zaken doen, maar ook heel weinig zin voor geschiedenis en cultuur aan de dag hebben gelegd. Wat dat laatste betreft hadden zij misschien toch beter moeten luisteren naar een sceptisch rationalist als Frits Bolkestein, ondanks alles vooral een intellectuele buitenstaander in de politiek.
Achteraf gezien vraag je je af of hij niet te makkelijk met de grote stroom is meegedreven, op grond van zijn eigen goed doordachte ideeën niet nog wat meer weerstand had kunnen bieden (tegen de euro bijvoorbeeld, toen het nog kon), en of hij voor de gevestigde beleidselite niet wat gevaarlijker had moeten zijn. Maar voor het weinig tot de verbeelding sprekende Nederlandse publieke debat heeft Bolkestein in zijn eentje veel meer gepresteerd dan je van een simpele koopman in de politiek mocht verwachten. Dat blijft zijn grote historische verdienste.