Sinds het verschijnen van Thomas Pikettys 'Capital in the Twenty-First Century' is er een levendige discussie gaande over de toenemende economische ongelijkheid in de wereld. Piketty is zelfs uitgenodigd door het Nederlandse parlement en zal daar verschijnen op 5 november a.s.
De Fransman Piketty heeft zijn boek gelardeerd met veel (soms omstreden) financiële data en komt tot de conclusie dat het kapitalisme leidt tot een steeds verder toenemende economische ongelijkheid. Piketty pleit ervoor deze economische ongelijkheid te bestrijden met een progressieve kapitaalbelasting. Volgens mij heeft dat alleen zin als je het wereldwijd doorvoert, omdat er anders kapitaalvlucht plaatsvindt. Maar voor we ons buigen over de oplossingen van Piketty, moeten we ons eerst afvragen of zijn analyse wel klopt wat betreft de oorzaak van de toenemende ongelijkheid.
Piketty wijst er in zijn boek op dat vóór de Eerste Wereldoorlog de vermogensongelijkheid ook al zeer groot was. In landen als Frankrijk en Engeland bezat de rijkste 1 procent ongeveer 60 tot 70 procent van het vermogen. Na de Eerste Wereldoorlog nam de vermogensongelijkheid geleidelijk af, om vervolgens vanaf de jaren zeventig weer te stijgen.
Hoe zit het in Nederland met inkomens- en vermogensongelijkheid?
Hoe is de situatie nu in Nederland? Hoewel de inkomensongelijkheid hier minder groot is dan in veel andere landen door ons complexe en progressieve belastingstelsel, blijkt uit deze factsheet van de WRR dat de afgelopen decennia het verschil in inkomen tussen de armste 10% en de rijkste 10% van de Nederlandse bevolking is toegenomen .
Wat betreft de vermogens, is de situatie nog ongelijker: de rijkste 10% Nederlanders bezitten samen 61% van het totale vermogen, terwijl de 60% minst vermogende Nederlanders samen slechts een schrikbarende 1% bezitten van het totale vermogen.
Waarom groeien vermogens, terwijl het arbeidsinkomen van de middenklasse stagneert?
Waarom is er sinds de jaren zeventig sprake van stijgende inkomens- en vermogensongelijkheid? Er wordt in het debat door politici en journalisten steevast verwezen naar het kapitalisme en vooral naar het neo-liberalisme, dat sinds de jaren tachtig dominant was (tijd van de neo-cons Reagan en Thatcher en hun opvolgers). Piketty zelf verwijst in interviews ook naar het neo-liberalisme als oorzaak van de ongelijkheid. Daarnaast wijst hij erop dat in de laatste decennia kapitaal in het Westen sneller groeide dan de economie, in tegenstelling tot de periode na WO2.
Terwijl de gemiddelde Amerikaanse CEO 50 jaar geleden 20 keer zoveel verdiende als zijn gemiddelde werknemer, is dat nu 200 keer. De toenemende ongelijkheid zal ook te maken hebben met de globalisering, een fenomeen dat een drukkende werking had op het arbeidsinkomen van de westerse middenklasse. De koopkracht is in Nederland dalende sinds 1997. De globalisering heeft het effect gehad dat de ongelijkheid tussen landen afnam, maar binnen landen juist toe is genomen. Uitwassen op het vlak van beloningen zijn ook in ons land maar al te bekend, van de exhibitionistische zelfverrijking (uitspraak Wim Kok) in de jaren negentig tot de speculerende, in Maseratis rondrijdende voorzitters van woningbouw corporaties van de laatste periode.
Maar, er is nog iets anders aan de hand. In het Westen is de overheid vanaf de jaren zestig sterk gericht op meer gelijkheid en sinds het uitbreken van de financiële crisis in 2007 is die tendens zelfs groeiende. Je zou het neo-liberalisme weliswaar kunnen zien als tegengestelde tendens, maar ook de Republikeinse presidenten Reagan en Bush I en II moesten concessies doen aan progressieve Democraten, zodat de Amerikaanse overheid bleef groeien. Hetzelfde zagen we in Europa, dat bovendien in 2002 de ultieme gelijkheidsdroom realiseerde met de one-size-fits-all euro.
Al in de jaren zeventig stelde de Oostenrijkse econoom en politiek filosoof Friedrich Hayek, dat de strijd voor meer gelijkheid een dusdanig hoog niveau van staatsinterventie vergt, dat de individuele vrijheid en het rechtssysteem hierdoor negatief beïnvloed worden. We zien dan ook dat de V.S., maar ook de grotere Europese landen, niet in de top tien staan van de Economic Freedom Index.
Het gevolg van dit progressieve of linkseoverheidsbeleid in de westerse wereld is dat de reële economie er niet of nauwelijks meer groeit, terwijl opkomende landen die niet gehinderd worden door een betuttelende, loodzware overheid en dito welvaartsstaat, wél hoge groeicijfers halen. Daardoor zijn Centrale Banken in het Westen genoodzaakt een politiek toe te passen van monetaire verruiming. De monetaire verruiming heeft weer tot gevolg, dat de beurskoersen hoog oplopen en zich min of meer los hebben gezongen van de economische realiteit, met alle risicos van dien.
Het onbedoelde resultaat van het progressieve westerse overheidsbeleid is dat juist vermogende mensen profiteren van hoge beurskoersen en steeds rijker worden, terwijl de werkende middenklasse achteruit kachelt, als gevolg van de structureel lage groei en constante lastenverzwaringen. Dit zou je de paradox van Piketty kunnen noemen. Want hoe meer overheden een beleid voeren gericht op economische gelijkheid en samen met hun Centrale Banken een centraal gestuurde economie nastreven, hoe rijker de vermogende klasse wordt en hoe bekaaider de gewone werknemer of ondernemer ervan af komt
We zitten dus met een ingewikkelde puzzel. Terwijl bedrijfswinsten toenemen, wordt de koopkracht van de middenklasse uitgehold. Deze ontwikkeling lijkt verergerd te worden door het huidige corporatistische systeem, dat in stand wordt gehouden door overheden, grote bedrijven, banken en centrale banken. Is er teveel marktwerking, of juist te weinig?
Redelijke verschillen in inkomen zijn gezond en risicodragende ondernemers mogen beloond worden, maar het zichzelf verrijken ten koste van anderen moet aan banden worden gelegd. De toenemende ongelijkheid zou je volgens mij moeten bestrijden met een mix van enerzijds een betere marktwerking (zonder manipulatie door machtige partijen), anderzijds betere controle op de uitwassen van zelfverrijking. Dit lijkt mij een betere oplossingrichting dan gespaard vermogen (waarover al belasting is betaald) achteraf nog eens extra te belasten.