De nieuwe is een stuk onaangenamer.
Ik lees momenteel met veel genoegen 'The decline and fall of the British aristocracy'. Het is een tamelijk lijvig boek dat keurig en verantwoord is, maar vooral het duizelingwekkende verhaal vertelt van de ondergang van de machtigste groep mensen in de wereld. In een tijdsbestek van slechts honderd jaar (tussen 1880 en 1980) wordt de Britse adellijke stand gereduceerd tot een stel onbelangrijke figuren in geërfd tweed en tochtige huizen.
Hoewel de Nederlandse adel nooit zo'n rol heeft gespeeld als de aristocratie in Groot-Brittannië, zitten we hier met soortgelijke resten van de voormalige Olympus. U kent ze wel, die buitenissige types die Jort Kelder in beeld brengt. Met ware adel heeft dat niets meer te maken. Integendeel, ze vervullen nu de taak die hun voorouders meer dan welke andere ook verachtten: showmanschap.
En toch zijn we blij om dit verval. De meeste Nederlanders zijn namelijk hyperegalitair. Niemand mag het beter hebben dan de ander, en al helemaal niet op basis van geboorte. Dat van adel zijn (vooral in Groot-Brittannië) een grote verantwoordelijkheid tegenover de samenleving impliceerde - noblesse oblige! - wordt gemakshalve vergeten. Edellieden waren luie uitvreters die hun geld verbrandden en het volk lieten creperen, zo is de communis opinio.
Grappig, dat ook de meest rechtse Nederlanders - die links van alles verwijten - zich zo in de luren laten leggen door deze marxistische geschiedschrijving. Leerlingen en studenten krijgen geschiedenis geserveerd als een eindeloze klassenstrijd met revoluties als terugkerende hoogtepunten. Slechts weinigen kijken verder dan die propaganda.
Zij die dat wel doen, valt wat betreft de adel twee dingen op. In de eerste plaats dat een hiërarchische samenleving waarin de adel een besturende en vooral een zorgende functie had (het ondersteunen en opzetten van scholen, ziekenhuizen, studiebeurzen en civil society) zo slecht nog niet was. Het grootste voordeel was ongetwijfeld dat de verzorgingsstaat overbodig was. In de tweede plaats, en in het verlengde daarvan, valt op dat de adel nog steeds bestaat. Niet zoals de hierboven beschreven klasse, maar als een louter bestuurlijke elite.
Deze groep mensen heeft de afgelopen tien jaar furore gemaakt als 's volks favoriete vijand. Ze heet kortweg 'de elite', soms met het adjectief 'linkse'. Ik geloof niet dat ik hoef uit te wijden over de wandaden van deze u welbekende groep mensen. Ik zou er slechts aan willen toevoegen dat zij zich presenteren als een meritocratische adel. Dat maken ze niet waar. Ze zijn niet meritocratisch, om de simpele reden dat ze hoge cultuur afwijzen en onderklassecultuur bejubelen. Als dat je culturele opvattingen zijn, kun je onmogelijk op basis van merites een hoge positie bekleden. Dan zit je waar je zit omdat je goede connecties hebt in ofwel een old boys network, ofwel een old feminists/excuustruus network.
De positie van de nieuwe adel, de (linkse) elite, is net zo goed overerfbaar als die van de oude adel. Alleen zorgt deze elite niet meer, want dat hebben ze uitbesteed aan de papieren molens van de verzorgingsstaat. Deze elite bestuurt enkel. Allemaal oude koek voor u. Echter, waarom zouden we op de oude adel blijven kotsen als een onderdrukkende stand van nare potverteerders, als we zien wat egalitaire intenties hebben gebracht? We hebben onze eigen revolutie bewerkstelligd door een politieke klasse te wippen, maar zonder overdreven reactionair te willen zijn: moeten we niet gewoon vaststellen dat die oude adel zo gek nog niet was?