Over twee weken zijn de verkiezingen. En alhoewel alle electorale trends inmiddels wel duidelijk zijn, is één ding nog ongewis: hoe groot zal de opkomst zijn?
Zoals iedereen die De Dagelijkse Standaard enigszins regelmatig leest weet, zijn op donderdag 22 mei aanstaande de Europese parlementsverkiezingen. De campagne is inmiddels begonnen, en we schrijven er veelvuldig over.
De peilingen van de afgelopen twee jaar in ogenschouw nemende is inmiddels wel duidelijk wat de trends zullen zijn; coalitiepartijen PvdA en VVD krijgen een tik, de Europese tegenpolen D66 en PVV maken grote vorderingen en in het kielzog zullen ook de gematigd eurosceptische ChristenUnie-SGP en het "op-naar-een-stalinistisch-Europa"-SP iets aan populariteit winnen. Tegelijkertijd hebben ook CDA en GroenLinks nog een klap te verwerken, en dreigt laatstgenoemde zelfs helemaal uit het Europees Parlement te verdwijnen. Snif, sneu hoor.
Maar de grote vraag wordt hoe groot die trends precies zullen zijn, en of we daadwerkelijk op 22 mei de gezamenlijke en tegenovergestelde winnaars D66 en PVV kunnen huldigen. De factor waar dit vanaf hangt heet kortgezegd: de opkomst.
Hoeveel mensen zullen er daadwerkelijk de moeite nemen te gaan stemmen? Het is een vraag van belang, want bij een lage opkomst zijn bepaalde partijen meer in het voordeel van anderen. Het CDA, de VVD en de SGP hebben bijvoorbeeld een hele trouwe kernachterban die altijd gaat stemmen. Onafhankelijk van de mate waarin er enthousiasme leeft voor de verkiezingen onder het electoraat, de trouwe achterban van genoemde partijen zal altijd de tocht door weer en wind naar het stembureau maken om het vakje van hún partij rood te kleuren.
Andere partijen zullen van een erg lage opkomst wél veel hinder ondervinden. Ik denk dan met name aan partijen als de PVV en de SP. Als de verkiezingen niet leven, voelt de achterban zich ook niet direct geroepen een stem uit te brengen. De PVV al last van dit probleem ten tijde van de Provinciale Statenverkiezingen van 2011, toen de partij zwaar onderpresteerde ten opzichte van de peilingen die gehouden werden.
Maar wat de opkomst zal zijn? Het blijft gissen. Tradititioneel leven van alle verkiezingen de Europese Parlementsverkiezingen het minst voor de Nederlanders, met opkomstpercentages nog onder de 40%. Ka-ching voor partijen uit het eerste rijtje. Maar met de gemeenteraadsverkiezingen zagen we ook dat de opkomst zich lastig laat voorspellen. Peilbureaus zaten er met hun prognose voor de opkomst maar liefst 10% (!) naast. Er werd een dramatische opkomst voorspelt, maar uiteindelijk kwamen er praktisch evenveel mensen naar de stembus als vier jaar geleden.
Er is helaas geen statistiek wondermiddel om de problemen met de prognoses op te lossen. Mensen blijven uiteindelijk mensen en hun gedragingen zijn door hun wispelturige karakter lastig in wiskundige modellen te vangen. Uiteindelijk zullen we gewoon geduld moeten hebben en op 22 mei met eigen ogen gewoon maar zien wat de uitslag wordt.