De Koerdische kwestie op een vierkante kilometer

Geen categorie03 mrt 2014, 15:50

Fréderike Geerdink is de enige buitenlandse journalist die sinds anderhalf jaar permanent gevestigd is in Diyarbakir, de hoofdstad van Turks Koerdistan. Ze schreef een belangrijk boek over ‘de Koerdische kwestie op een vierkante kilometer’.

“Lekker, deze koffie,” zegt Fréderike bij de eerste slok van haar cappuccino. “Dat is wel een voordeel van hier zijn. Koffie in plaats van thee. Die thee staat ook symbool voor dat je alles, maar dan ook alles samen doet in dat Koerdische dorpje waar ik veel ben. Je bent daar eigenlijk nooit alleen. Soms word ik daar wel eens gek van! Dan ga ik op mijn eigen kamertje zitten en komen ze al heel snel vragen of het wel goed met me gaat. Maar dat is ook weer zo lief en zorgzaam.” Haar ogen glanzen  als ze erover vertelt. Ze weet nog niet wanneer ze weer teruggaat. Zo snel mogelijk, maar ze wil ook veel aandacht voor haar nieuwste boek.

Vorige week was ik bij de presentatie van “De jongens zijn dood”. Vanaf de eerste minuten dat Fréderike een stukje voorlas, had ze me te pakken. Niet persé door haar stem, waar nog een laatste vleugje Twents in valt te ontdekken, maar vooral door haar beschrijving van het Koerdische landschap en de mensen die er leven, dwars tegen de verdrukking vanuit de Turkse staat in.

Bombardement

Fréderike heeft zich verbonden met haar onderwerp en dat merk je. Zonder haar journalistieke professionaliteit overboord te gooien, heeft ze niet geschroomd om zelfs deel uit te maken van haar onderwerp: gedurende twee jaar heeft ze een aantal malen langere tijd in een klein Koerdisch dorp gelogeerd bij het gezin van Pakize (28) en haar vijf nu vaderloze kinderen. Pakize verloor haar echtgenoot bij het bombardement, waarover Fréderike meer wilde weten.

In de vroege avond van 28 december 2011 trokken achtendertig Koerdische mannen, waarvan de meesten eigenlijk nog jongens waren, clandestien de besneeuwde bergen op de grens met Irak over. Dat gebeurde wel vaker. Smokkelen is namelijk één van de weinige manieren waarop er nog een beetje geld verdiend kan worden in die contreien. Alweer op de terugtocht waren ze, hun muilezels zwaar beladen met sigaretten en benzine, toen Turkse F16-gevechtsvliegtuigen kwamen overvliegen en gericht hun bommen lieten vallen. Dertig jongemannen waren op slag dood en uiteindelijk overleefden er slechts vier. Hoe precies had dit kunnen gebeuren? Wat was hier aan de hand?

Fréderike neemt ons in haar boek mee op de zoektocht naar het antwoord op deze vragen. We leren de vrouwen kennen die hun zoons, broers, echtgenoten en vaders, maar ook dochters, zussen, vrouwen en moeders hebben verloren in de afgelopen decennia. Elke Koerdische familie is getekend door dood, marteling, verdwijning, willekeurige opsluiting en zelfs het plat branden van hele dorpen. En waarom? “Gewoon, omdat we Koerden zijn,” is het antwoord dat Fréderike vaak te horen heeft gekregen.

Nationalisme

Zes hoofdstukken kent “De jongens zijn dood”. Na de optekening van het bombardement, volgen het dorp, het volk, de bergen, de grond en de horizon. En steeds slaagt de schrijfster erin het leven van alledag van vooral de vrouwen te verbinden met het grotere verhaal van de geschiedenis van het Koerdische volk. We komen te weten hoe de geiten elke dag gemolken worden en hoe er elke donderdag gerouwd wordt. Hoe de kinderen naar school gaan en de eindjes aan elkaar geknoopt worden. Hoe politici en journalisten het dorp bezoeken en hoe ze ontvangen worden. En hoe dat te plaatsen is in de context van het Turkse nationalisme versus het verlangen van de Koerden om in vrede en veiligheid hun eigenheid te kunnen beleven: hun taal, hun cultuur, hun manier van leven.

Wat zal hun toekomst zijn? Wie gaat die bepalen? En wat heeft dat bombardement ermee te maken? Het antwoord is complex en alle aspecten van de kwestie (inclusief de PKK, het gebrek aan persvrijheid in Turkije, de rol van het leger en nog veel meer) weet Fréderike te verweven met de levens van de mensen die haar dierbaar zijn geworden en het landschap waarvan ze is gaan houden. En als lezer ga je daarin moeiteloos met haar mee, juist vanwege de goed bewaakte balans tussen haar betrokkenheid aan de ene en haar journalistieke onafhankelijkheid aan de andere kant.

“Je vergeet je jas!” zeg ik, als we bij de deur staan. Buiten, weet ik, waait een gure februariwind over het grijze stationsplein van Amersfoort. De koffie is op en het is tijd voor een volgende afspraak. “O nee hoor,“ antwoordt Fréderike, “ik heb geen jas. Daar heb ik een hekel aan: jassen. Net als aan kasten. Ik heb ze dan ook geen van beide.” Ze lacht en kijkt me vrolijk aan. De fiets waarop ze even later wegrijdt, heeft knalgele fietstassen.

Ga verder met lezen
Dit vind je misschien ook leuk
Laat mensen jouw mening weten