1. Home
  2. 'De ergste vorm van ongelijkheid is proberen ongelijke dingen gelijk te maken'

'De ergste vorm van ongelijkheid is proberen ongelijke dingen gelijk te maken'

Geen categorie19 mei 2014, 13:59
De titel is een citaat van Aristoteles en zeer toepasselijk op de eurofilie. Onderstaande column verscheen eerder op 'Follow the Money'. Mede namens Harry Geels, Arjo Klamer, Kees de Lange, Marcel van Silfhout, André ten Dam en mijzelf.
‘Insanity’ is doing the same thing over and over again and expecting different results (Albert Einstein)
Inderdaad, met de door de politieke elite en de ECB sinds 2010 genomen maatregelen lijkt de euro gered en de eurocrisis bezworen. Wat de Europese volkeren echter niet wordt verteld is dat de genomen maatregelen vooral de symptomen van de eurocrisis bestrijden. De hoofdoorzaak daarvan wordt niet gecorrigeerd, want ruim vier jaar later blijft de belangrijkste structuurfout van het Euro Pact ongeadresseerd. De one-size-fits-all constructie daarvan is desastreus gebleken voor de aan de euro deelnemende landen die economisch veel te verschillend zijn. En een politieke unie lost die problematiek in de eurozone niet op. Kortom, onder het motto ‘beter laat dan nooit’, de hoogste tijd voor herbezinning.
De euro: van middel tot doel
Bij de invoering van de euro in 1999 is ons door de toenmalige politieke leiders voorgehouden dat we met de euro als wondermiddel daartoe in 2010 in de eurozone een min-of-meer volledige werkgelegenheid en een aanzienlijk hogere welvaart zouden bewerkstelligen. De realiteit is echter dat we juist sinds 2010 in een uitzichtloos ‘horrorscenario’ zijn beland, waarbij de euro door de politieke elite nu niet meer als (wonder) middel wordt bestempeld maar als doel op zich. Een serieus inhoudelijk debat over alternatieve monetaire richtingen wordt daarbij uit de weg gegaan. Want, zo luidt de retoriek, met het opdoeken van de euro zou ‘hel en verdoemenis’ ons ten deel vallen, en daarom moet de euro worden gered, koste wat het kost .
In dat reddingsproces zijn de no-bail-out bepalingen (op grond waarvan ieder euroland individueel verantwoordelijk is en zou moeten blijven voor de eigen staatsfinanciën) rücksichtslos overboord gegooid, terwijl deze bepalingen toch in marmer zijn gehouwen in het EU-Verdrag en de statuten van de ECB. Middels (hoe je ook wendt of keert, onwettige) reddingfondsen en ECB-acties is een bankroet voorkomen van diverse eurolanden (en daarmee van de Europese bankensector), staat een bankenunie in de steigers en komt ook de invoering van de aanvankelijk onbespreekbare eurobonds met rasse schreden naderbij.
Om er economisch weer boven op te komen is er verder vanaf 2010 aan de Zuid-Europese probleemlanden een streng beleid opgelegd van uitsluitend ‘besparingen en hervormingen’.
Euro-beleid werkt contraproductief
Nu vier jaar later moeten we echter constateren dat zich in Zuid-Europa de grootste economische, sociale en humanitaire ramp heeft voltrokken van de na-oorlogse Europese geschiedenis, dat de sterkere landen (met name Duitsland en Nederland) tot over hun oren zitten in ‘slechte’ leningen aan en garantstellingen voor Zuid-Europa en dat de economische ontwikkeling van de eurozone ver achter blijft bij die van andere werelddelen.
Omdat met de one-size-fits-all euro wisselkoersaanpassingen binnen de eurozone onmogelijk zijn en zelfs het succesvol doorvoeren van hervormingen in Zuid-Europa ontoereikend zal zijn voor herstel van evenwicht tussen de zwakke en sterke landen, kan de kloof tussen Noord en Zuid op weg naar een voor alle eurolanden evenwichtige wisselkoers (level-playing-field) nog uitsluitend worden gedicht middels substantiële prijs- loonsverlagingen, deflatie in het Zuiden dus. Een dergelijk proces duurt in de regel minstens een decennium en deflatie heeft bovendien de vervelende bijwerking van zich steeds maar uitstellende bestedingen, hetgeen de economische en sociale ellende nog verder vergroot.
Desalniettemin blijft de politiek onverdroten voortgaan op de in 2010 uitgestippelde eurokoers. De vraag is of dit nu allemaal wel zo verstandig is .en in het belang van de burgers en bedrijven in de diverse eurolanden.
Van euroscepticisme tot eurorealisme
Al vóór de invoering van de euro hebben internationale experts (waaronder de Nederlandse hoogleraar Arjo Klamer) er op gewezen dat het euro-avontuur een ongekend fiasco zou worden. Daarbij werd de huidige problematiek feilloos voorspeld.
De visie van deze eurosceptici (beter gezegd: eurorealisten) is gebaseerd zowel op de optimale-valuta-gebieden theorie alsmede op de theorie en de in de praktijk beproefde aanpak van het effectief en snel kunnen bestrijden van economische crises, zoals die in de Zuid-Europese eurolanden.
Volgens de optimale-valuta-gebieden theorie kan een eenheidsmunt (met één vaste wisselkoers en één en hetzelfde rentebeleid) simpelweg niet werken als daaraan deelnemende landen onderling economisch te veel verschillen. Door de eliminatie van nationaal gericht monetair beleid (onderlinge wisselkoersaanpassing en rentedifferentiatie) wordt de eenheidsmunt voor de zwakke eurolanden veel te duur en voor de sterkste te goedkoop. Aan de onderkant van de markt van de muntzone vloeit dan na verloop van tijd productie en werkgelegenheid weg naar lagere-lonen-landen. Bij de eerste de beste forse economische tegenwind zijn de onvermijdelijke gevolgen desastreus. Enerzijds vernietiging van economie en werkgelegenheid alsmede (bittere) armoede en vastlopende staatsfinanciën in de zwakkere landen. Anderzijds koopkrachtaantasting door de te goedkope munt en (het risico van) bovenmatige inflatie alsmede exportvraaguitval voor de sterkste landen. Om aan de burgers in de zwakkere landen nog een enigszins acceptabel welvaartsniveau te bieden, is er een structurele transfer van belastinggeld van de sterkere naar de zwakkere landen noodzakelijk, hetgeen dan weer negatief uitwerkt op de staatsfinanciën, de belastingdruk en (dus) het welvaartsniveau in de sterkere landen. In al dit geweld worden leningen gegeven door banken aan de publieke en private sector van de zwakkere landen, voor een belangrijk deel oninbaar, hetgeen de stabiliteit van het financiële stelsel doet wankelen. Als gevolg van één en ander werkt de gemeenschapsmunt groeivertragend/krimpbevorderend uit voor de eurozone, met het risico dat de zwakkere landen de initieel sterkere mee de afgrond in sleuren.
En exact deze processen zijn de symptomen die zo kenmerkend zijn voor de problematiek binnen de eurozone.
Voorbeelden van het beproefde IMF-recept
Voorbeelden uit de recente monetair-economische geschiedenis (Zuid-Korea, Mexico, Thailand en Brazilië) hebben ons geleerd dat crises vergelijkbaar met die in de Zuid-Europese probleemlanden succesvol en relatief snel opgelost kunnen worden middels de beproefde IMF-aanpak van:
De parallellen van deze gevallen met die in Zuid-Europa zijn frappant. Zoals Spanje, Portugal en Griekenland (maar ook Frankrijk en Italië) aan de euro vastzitten, hadden al deze landen de wisselkoers van hun nationale munt vastgeklonken aan die van de US-dollar. En omdat deze landen de economische kracht en ontwikkeling van de VS en de US-dollar niet konden volgen (zoals de Zuid-Europese landen t.o.v. de kernlanden en de euro) werden de desbetreffende nationale munten internationaal te duur met ineenstorting van de nationale economieën en werkgelegenheid tot gevolg.
Nadat bovengenoemd ‘IMF-recept’ werd toegepast, waarbij de koppeling van de nationale munt aan de US-dollar werd losgelaten en de nationale munt internationaal tot een reëel level-playing-field niveau werd gedevalueerd, herstelden de economieën en werkgelegenheid zich in no time op eigen kracht. Bedrijven en banken schreven weer ras ‘zwarte cijfers’. Bestaande investeringen werden meer waard en nieuwe investeringen kwamen op gang. Door een toename van de winst- en inkomstenbelasting en een afname van sociale uitkeringen verbeterden de staatsfinanciën zich substantieel waardoor de terugbetaalcapaciteit op staatsleningen al snel sterk toenam, zelfs als die leningen gewaardeerd waren in US-dollar. Het welvaartsniveau steeg aanzienlijk. En door het vervolgens gevoerde beleid van gematigde loonontwikkeling was er geen sprake van een additionele bovenmatige inflatie, de initiële devaluatie ongedaan makend.
Kortom, dit is het recept om de negatieve neergaande spiraal snel om te vormen tot een positieve opgaande spiraal.
Opdoeken one-size-fits-all euro is dus veel voordeliger, socialer en verstandiger dan daarmee doorgaan
Uit het hiervoor gaande kunnen de volgende conclusies worden getrokken:
Omdat economie nu eenmaal geen exacte wetenschap is, is het overigens lastig om precieze berekeningen te maken van het voordeel van het opdoeken van de eenheidseuro t.o.v. van het daarmee doorgaan. Maar met de hiervoor gegeven uiteenzetting is in ieder geval op een eenvoudige wijze inzichtelijk gemaakt en aangetoond dat het opdoek-scenario direct veel voordeliger, socialer en verstandiger is dan het doormodder-scenario!
Het behoeft geen nader betoog dat juist Nederland, met zijn open economie en als ‘de poort van Europa’, fors zal profiteren van het dan krachtige economische herstel in Europa.
Terzijde, een politieke unie, een heuse Europese superstaat met permanente noodfondsen, eurobonds en Europese belastingen lost de problematiek dus niet op maar zorgt er uitsluitend voor dat transferbetalingen van Noord- naar Zuid-Europa efficiënter kunnen plaatsvinden.
Van euro-pleitbezorger tot spijtoptant
Inmiddels begint bij zelfs de (meest fervente) voorstanders van (de invoering van) de euro het besef in te dalen dat de nadelen van de eenheidseuro de voordelen daarvan ver hebben overstegen.
Daarom pleiten euro-spijtoptanten (zoals Hans-Olaf Henkel, François Heisbourg, Frits Bolkestein en Oskar Lafontaine) al enige tijd publiekelijk voor het opdoeken van de euro. Dat doen ze overigens niet alleen omdat de eenheidseuro financieel, sociaal en economisch destructief is, maar ook omdat de eenheidsmunt zich als een splijtzwam ontwikkelt voor Europa en daarmee een reëel risico met zich meedraagt voor het voortbestaan van verstandige na-oorlogse Europese samenwerking, zoals de ‘interne markt’.
Door voornoemde euro-spijtoptanten en door deskundigen (zoals Roland Vaubel, Markus C. Kerber en Hans-Werner Sinn) zijn diverse monetaire alternatieven aangedragen. Te noemen zijn (her)introductie van nationale munten en opsplitsing van de eurozone in een Noord- en een Zuid-Europees muntblok, waarbij de huidige euro al of niet als een soort groot Europese ‘parallelle’ handelsmunt kan blijven voortbestaan. Daarnaast wordt ook het alternatief genoemd dat de zwakste eurolanden al of niet tijdelijk uit de euro treden.
Andere aspecten bij het euro-vraagstuk
De herbezinning over de euro is met het bovenstaande niet voltooid. Ondanks de evidente en doorslaggevende nadelen van de one-size-fits-all euro heeft de gemeenschapsmunt ook voordelen. Te denken hierbij valt aan het monetaire stabiliteitsvoordeel van de gezamenlijke munt, de prijstransparantie binnen de eurozone en het gemak van een en hetzelfde betaalmiddel in alle eurolanden maar zeker ook de internationale politieke macht en invloed van Europa als gevolg van de rol van de euro als internationale reserve valuta.
Hoewel Frankrijk en Italië nog niet tot nauwelijks de noodzakelijke hervormingen hebben doorgevoerd, heeft met name het voorbeeld van Spanje bewezen dat er dienaangaande van het Euro Pact een disciplinerende werking uit kan gaan. Als de nationale schakels van de eurozone sterker worden is dat natuurlijk niet alleen voordelig voor de nationale schakels zelf maar ook voor de eurozone als geheel. De vrees bestaat – niet geheel onterecht - dat met het opdoeken van de euro tegelijkertijd afscheid zal worden genomen van hervormingsdiscipline in Zuid-Europa.
Verder is het voor Frankrijk weliswaar sociaal-economisch noodzakelijk zich monetair los te (laten) koppelen van Duitsland, maar is dat voor de zo op internationale politieke macht en invloed beluste Fransen tegelijkertijd (geo)politiek moeilijk verteerbaar. Immers: wie het geld heeft, heeft de macht. Dit terwijl Duitsland, gelet op het tot op de dag van heden aldaar nog steeds zwaardrukkende oorlogsschuldgevoel, nog helemaal niet zit te wachten om in een Europees blok zonder Frankrijk de touwtjes in handen te nemen.
Dit brengt ons bij de overpeinzing of er dan wellicht geen ‘derde weg’ mogelijk is, een derde weg die de voordelen van het noodzakelijke nationaal gerichte monetaire beleid binnen de eurozone combineert met het behouden van de voordelen van de euro?
‘The Matheo Solution (TMS)’: het beste van twee werelden
Al direct bij het escaleren van de eurocrisis is er ook een alternatief van Nederlandse makelij in het internationale wetenschappelijke eurodebat gebracht: ‘The Matheo Solution (TMS)’ (André ten Dam, 2010), een alomvattend plan dat alle aspecten van de eurocrisis adresseert.
Het TMS-kernconcept (gebaseerd op de theorie van de functies van geld) is een slimme, innovatieve en eenvoudig toepasbare alternatieve euroconstructie die de voordelen van de euro als eenheidsmunt combineert met de noodzaak van wisselkoersen en rentedifferentiatie op nationaal niveau. Met andere woorden: het beste van twee werelden, die van de gewenste monetaire stabiliteit van de euro als gemeenschapsmunt en die van de noodzakelijke monetaire flexibiliteit van nationale munten.
De essentie hiervan is, dat de euro gewoon kan blijven voortbestaan als enig chartaal en giraal betaalmiddel in alle eurolanden. Echter, naast de bestaande ‘eurorekeneenheid’ worden op lidstaatniveau nieuwe ‘nationale rekeneenheden' geïntroduceerd, voor het bepalen en, waar en wanneer nodig, in één klap kunnen aanpassen van de hoogte van prijzen en lonen in een euroland t.o.v. die in andere eurolanden. Deze nationale rekeneenheden dienen als rekeneenheid voor alle binnenlandse transacties terwijl de rekeneenheid van de euro blijft dienen voor grensoverschrijdende transacties binnen de eurozone.
Voor de helderheid, we lopen dan dus niet met guldens, marken of francs in onze zak, maar overal gewoon met euro's. En in ieder euroland worden de prijzen weergegeven zowel in de betreffende nationale rekeneenheid als in euro.
Met deze scheiding van de betaal- en rekenfunctie van geld kan er dus binnen de eurozone – dus gewoon met behoud van de euro als betaalmiddel – een wisselkoersmechanisme (door de ECB gemanagede vaste maar aanpasbare wisselkoersen) worden gevormd zodat er, waar en wanneer noodzakelijk, ‘monetair’ gedevalueerd kan worden. Hierdoor herstellen de aangetaste (internationale) concurrentieposities en de economieën van de Zuid-Europese probleemlanden, voor wie de euro nu veel te duur is, op de noodzakelijke korte termijn en op eigen kracht.
De nationale rekeneenheden bieden bovendien de basis voor een noodzakelijk (door de ECB gemanaged) gedifferentieerd rentebeleid, toegespitst op de economische situatie van elk individueel euroland.
Alle eerder hiervoor genoemde desastreuze gevolgen van het one-size-fits-all Euro Pact zullen dan al snel tot het verleden behoren. En omdat de introductie van deze nationale rekeneenheden niet strijdig is met het EU-Verdrag (de euro blijft immers het enig wettig betaalmiddel in alle eurolanden), zou dit systeem zonder Verdragswijziging (dus bij wijze van spreken morgen al) gerealiseerd kunnen worden.
Met een Euro Pact op de leest geschoeid van TMS zal, door het directe sociaal economische herstel, het maatschappelijke en politieke draagvlak voor het doorvoeren van noodzakelijke hervormingen toenemen. Verder behoeft de ECB zich dan nooit meer in onmogelijke (waaronder onwettige) bochten te wringen om de munt in leven te houden. En de euro krijgt dan eindelijk de potentie om uit te groeien tot ’s-werelds belangrijkste reserve-valuta.
Omdat bij TMS de euro het enig wettig betaalmiddel blijft in alle eurolanden, zijn de eenmalige transitiekosten van TMS – anders dan bij alle andere euro-alternatieven – zeer beperkt. Met een eenvoudige aanpassing van de softwaresystemen bij de financiële instellingen is die klus immers zo goed als geklaard.
Teneinde de hervormingsdiscipline echt goed in gang te zetten bepleit TMS het in ere herstellen van de ‘no-bail-out-bepalingen’. Verder dienen onhoudbare nationale staatsschulden, volgens de beproefde IMF-aanpak, tot een reëel houdbaar niveau te worden teruggebracht. Ter voorkoming van belangenverstrengeling, zou het bankentoezicht niet bij de ECB maar bij de EBA (European Banking Authority) ondergebracht moeten worden. De herkapitalisatie van Europese systeembanken wordt – waar nodig en waar lidstaten dat niet zelf kunnen – via een eveneens doordachte TMS-constructie gefinancierd door de ECB, met dien verstande dat die banken dit later zelf gaan terugbetalen uit toekomstige winsten en de factuur dus niet bij de belastingbetaler op de mat ploft.
Na de presentatie daarvan heeft het prestigieuze Duitse IFO-Instituut (op initiatief van de prominente econoom Hans-Werner Sinn) TMS al snel gepubliceerd. Verbetering van het Euro Pact middels het scheiden van de betaal- en rekenfunctie van geld (de TMS-formule) is vervolgens voorgesteld door diverse vooraanstaande economen, zoals Thomas Mayer (Deutsche Bank), Dirk Meyer (Universiteit Hamburg), Willem Buiter (London School of Economics en CitiGroup), Ulrich van Suntum (Universiteit Münster) en Gerald Holtham (Cardiff University & Business School en voormalig hoofd Macro Economie OESO).
Tot slot
In dit betoog is op eenvoudige wijze aangetoond dat het opdoeken van het one-size-fits-all Euro Pact direct veel voordeliger, socialer en verstandiger is dan daarmee doormodderen alsmede dat een politieke unie geen oplossing biedt voor de problematiek in de eurozone. Ieder weldenkend mens zou dan denken dat de politieke elite zich nu snel fundamenteel zou moeten gaan herbezinnen op de euro .in het belang van de burgers en bedrijven in de eurozone.
 
Harry Geels is econoom, publicist, directeur research T&E-Inmaxxa Vermogensbeheer en partner bij ML Finance Academy;
 
Arjo Klamer is hoogleraar economie (Erasmus Universiteit Rotterdam), mede-initiatiefnemer van de groep van zeventig economen die in 1997 een manifest tegen de euro ondertekende en auteur van het recent verschenen boek ‘De euro valt! En wat dan?’;
Kees de Lange is emeritus hoogleraar Natuurwetenschappen (Vrije Universiteit) en Senator voor OSF (Onafhankelijke Senaatsfractie);
Marcel van Silfhout is zelfstandig onderzoeksjournalist en programmamaker o.m. van de documentaire ‘Eurobedrog’ (Zembla, 2005);
André ten Dam is jurist en ingenieur, en onafhankelijk euro-researcher (www.TheMatheoSolution.eu);
Jean Wanningen is o.a. wetenschapsfilosoof en eindredacteur DDS Finance International van De Dagelijkse Standaard, publicist en auteur van het recent verschenen boek ‘Het Eurobedrog', dat recent ook in het Duits is vertaald.
 
 
Ga verder met lezen
Dit vind je misschien ook leuk
Laat mensen jouw mening weten