Sid Lukkassen schrijft over de ideologie van CDA-lijsttrekker Hoekstra. "Wopkes wenswereld," noemt hij het: "Een nieuw politiek programma verbindt de economische zorgen van de middenklasse met zorgen over verlies aan identiteit."
Anderhalf jaar terug gaf minister Wopke Hoekstra (CDA) een lezing over “het land van morgen” en het “nieuw maatschappelijk evenwicht”. Delen van de analyse komen zeer bekend voor – hoog tijd om zijn speech te vergelijken met eigen bevindingen die de afgelopen jaren zijn gepubliceerd. Qua ideeën is er nogal wat overlap met mijn boek Avondland en Identiteit (2015). Zie dit essay daarom als een tegenhanger van de H.J. Schoo-lezing door de CDA-lijsttrekker.
Hoekstra’s lezing beschrijft een reis door de tijd vanuit de Gouden Eeuw naar vandaag de dag. Hij omschrijft per stap hoe het land zich heeft ontwikkeld. De kern van zijn betoog is dat hij de gedachte van de maakbare samenleving verwerpt en de middenklasse tot politiek middelpunt benoemt.
In grote lijnen probeert de lezing van Hoekstra via de cultuurhistorie een boreaal beeld op te roepen van handelshuizen en herenpanden aan het kabbelende water. De noordelijke leefwijze: volksinspraak, innovatie, vernuft en handelsgeest. Hij roept het beeld op van een land waar ijverige ambachtslieden opstaan nog vóór het morgenrood de einder raakt. Knusse gezinswoningen in het milde schijnsel van het ochtendgloren, verzonken in een landschap met vaarten en sloten donker als metaal.
Ik gebruik bewust het woord ‘boreaal’ omdat dit de essentie is van wat er gebeurt. Net zoals FVD dit doet, gebruikt Hoekstra een geïdealiseerde historische beschouwing om toehoorders te bezielen. Hoekstra’s redevoering dient een politiek doel dat geen recht doet aan de geschiedschrijving als zodanig. Dat doet op zijn beurt niets af aan de politiek-esthetische effectiviteit van zijn redevoering, maar afgewogen is het niet. In die zin is de historicus voor de nationalist wat de drugsdealer is voor de verslaafde.
“Wie in die dagen in de Verenigde Provinciën kwam, was diep onder de indruk van de handel en de scheepvaart, van de ordelijke en schone steden, van de bloeiende kunsten, wetenschap en filosofie […] Een plek bovendien waar sprake was van een opvallende mate van vrijheid van meningsuiting en godsdienst.” Hoekstra voegt hier nog aan toe dat het een plek is waar vrijdenkers graag verbleven, en staaft dit met een citaat van Spinoza (1632–1677).
Dit is op zijn minst eenzijdig te noemen. Ja, Spinoza en andere denkers zoals John Locke en Descartes publiceerden graag vanuit de Republiek der Verenigde Nederlanden. Daar staat tegenover dat Spinoza werd verstoten uit zijn eigen gemeenschap wegens zijn vrijzinnige ideeën. Hij publiceerde bewust in het Latijn en kende in zijn tijd (net als andere vrije geesten en zelfs politici vandaag) de persoonlijke gevolgen van het hebben van vooruitstrevende, niet politiek-correcte opvattingen.
Spinoza’s achterdocht was niet zo gek, want Adriaen Koerbagh (1633–1669) werd verraden door zijn uitgever en opgesloten in het Rasphuis, waar hij stierf. Koerbagh had namelijk verkondigd dat de Bijbel mensenwerk was en noemde de georganiseerde religie een bron van machtsmisbruik. Tijdens de Gouden Eeuw werden ook de Remonstranten bedreigd, omdat zij de predestinatie zó invulden dat zij geloofden dat een mens de genade van God zelf kan verdienen. De gematigde staatsman Johan van Oldenbarnevelt werd ter dood veroordeeld mede omdat hij hen in bescherming nam.
Nu was de Gouden Eeuw inderdaad een tijd vol creativiteit, levenslust en innovatie: Christiaan Huygens vond bijvoorbeeld het slingerwerk uit. Maar Hoekstra’s tijdsbeeld is eenzijdig in die zin dat we, wat de “tolerantie” betreft, bijvoorbeeld niet heen kunnen om de moord op de gebroeders De Witt, die zelfs door een slager werden uitgebeend en opgehangen op een pleintje, zonder dat daar iemand voor is bestraft. Luc Panhuysen beschrijft in zijn werk De Ware Vrijheid, de levens van Johan en Cornelis De Witt (2005) hoe er rond de gebroeders De Witt een sfeer van duiveluitdrijving was ontstaan. Hij citeert een gedicht uit een pamflet dat op de Nieuwe Kerk was geplakt:
"Beëlzebub schrijft uit de hel
Dat Kees de Witt haast komen zel
Hij verwacht hem in korte dagen
Maar zijn kop moet eerst zijn afgeslagen"
Misschien ook wakker geschud door het recente discussiestuk van Klaas Dijkhoff (VVD) over de middenklasse komt Hoekstra tot de bevinding dat er, om de goede kanten van Nederland te behouden, veranderingen moeten plaatsvinden. Zowel het CDA als de VVD rechtvaardigen het overheidsingrijpen onder de noemer van “wederkerigheid.” Het is een visie die belangrijke thema’s omsluit zoals kosmopolitisme, leidcultuur, sociale mobiliteit en identiteit. Hoekstra onderstreept het belang van wederkerigheid in cultureel verband, terwijl Dijkhoff wederkerigheid opvoert als invulling van sociale rechtvaardigheid.
Hun belangstelling voor wederkerigheid loopt parallel aan wat de Vlaamse sociaaldemocraat Jan Cornillie al eerder schreef in onze briefwisseling:
“Als mensen echt geloven dat vreemdelingen alles meteen krijgen, terwijl zijzelf ervoor hebben moeten werken, dan is er een probleem op het vlak van het sociaal contract.”
De wederkerigheid is inderdaad zoek. Internationale bankiers leven als koningen in goede tijden en worden in slechte tijden gered door belastingbetalers onder de dreiging van ‘too big to fail.’ Migranten overtreden wetten door illegaal naar Europa te dobberen waar zij vervolgens huizen kraken – en alsnóg worden zij niet uitgezet, want ‘zielig’. Noord-Europa betaalt voor Zuid-Europa via sparen zonder rente, gekorte pensioenen en een geldontwaarding die de ECB moedwillig opwekt. Multinationals profiteren van open grenzen en kennen de wegen om belasting te omzeilen.
Kortom: de middenklasse merkt dat de baten van de globalisering geen gelijke tred houden met de lasten ervan – daarom is een vertoog over globalisering tegelijk een verhandeling over sociale mobiliteit en kosmopolitisme. De wortels van het CDA in lokale gemeenschappen blijven belangrijk nu de bewoners van metropolen als Londen, New York en Amsterdam zich meer met elkaar verbonden voelen dan met het achterland in de eigen regio.
Hoekstra prijst de middenklassewaarden zoals soberheid, doorzettingsvermogen en hard werken. Maar hij rept met geen woord over de revolutie van de achtenzestigers, die diezelfde waarden onderuit hebben gehaald. Het is net zo interessant dat hij het verleden bekritiseert omdat er “geen ruimte was voor liefde tussen mensen van hetzelfde geslacht”. Hij omschrijft de weerstand tegen het homohuwelijk als iets dat totaal achterhaald is en in de jaren vijftig thuishoort. Maar het CDA was in het jaar 2000 nog tégen het homohuwelijk.
Daarom kunnen we ons afvragen of die omhelzing van het homohuwelijk van harte wordt gedragen in de haarvaten van het CDA, of dat dit iets is dat ‘voor de beeldvorming’ is opgedrongen door de dominante links-liberale tijdsgeest. Hoekstra ’s kritiek op intolerantie voor liefde tussen mensen van hetzelfde geslacht, bevestigt opnieuw dat hij de geschiedenis zeer selectief kenschetst voor een politiek doel.
Grappig wordt het zelfs waar Hoekstra stelt dat de Nederlandse rechtstaat anno 2019 “tot de beste ter wereld behoort”. Hij zegt het echt! Nu staat het onderzoek van Johan Remkes nog vers in het geheugen, dat toch echt op het tegendeel wijst. Ook zijn daar de narcorepubliek Amsterdam en het feit dat Pegida geen vergunning krijgt om te demonstreren – en anders worden zij wel door moslims afgerost. Vervolgens suggereert het Algemeen Dagblad dat het geweld van Pegida afkomstig was: een klinkklare leugen.
Zo zien we een even perfide als pervers spel tussen de bovenbouw (burgemeesters, krantenredacties) en gewelddadig tuig in de onderbouw. Onze ‘rechtstaat’ is totaal doorgerot, en Nederland is in geen enkele positie om Oost-Europa de les te lezen. Nu is er bijvoorbeeld het nieuws dat het arrondissementsparket in Haarlem het strafdossier over het wapenbezit van de zoon van de Amsterdamse burgemeester, pas ontving van het Openbaar Ministerie in Amsterdam nádat de Telegraaf erover publiceerde. Precies die in-zichzelf-gekeerde regentenclubs die de instituties in hun zak hebben, waar Panhuysen over schreef en waar het volk destijds tegen in opstand kwam – die situatie bestaat nog steeds.
Het failliet van deze ‘rechtstaat’ blijkt ook uit het politieke proces tegen Geert Wilders (PVV). Er zijn nog pagina’s te vullen met voorbeelden, maar een mens wordt er mismoedig van. Ideologisch overtuigde jihadisten worden sinds kort bijvoorbeeld mentale patiënten genoemd, omdat dit minder reuring in de samenleving geeft. Onlangs werd een advocaat doodgeschoten en autoriteiten geven openlijk aan dat zij het boerkaverbod niet zullen handhaven. Een man die Wilders wilde vermoorden verliet lachend de rechtbank in Maastricht en elitemagistraten besloten dat jihadisten hun Nederlandse paspoorten mogen houden: zelf sturen ze hun kinderen naar gesegregeerde monoblanke gymnasia, maar u en ik gunnen ze deze nieuwe buren. We Are Here is een dossier op zich, en voor zover bekend is voor de 668.000 euro schade die tijdens de Maagdenhuisbezetting werd aangericht nooit iemand vervolgd.
De lezing van Hoekstra is erudiet geschreven maar inhoudelijk wankel. Hij schetst een beeld van Nederland in het verleden en plaatst dat tegenover het heden, alsof er een continuïteit van waarden zou zijn. Dit zijn dan positieve middenklasse-waarden als ijver, spaarzaamheid en doorzettingsvermogen. Maar de vraag hoe dit waardenpatroon zo kon veranderen, waarbij men onvermijdelijk uitkomt op het cultuurmarxisme, de achtenzestig-revolte en de Lange Mars door de Instituties – dat alles krijgt geen enkele aandacht.
Ook het feit dat de Nederlandse identiteit verandert door de aanwezigheid van grote groepen migranten met premoderne waarden, blijft onaangeroerd. Het is een conservatief verhaal met een kleine c – dat is in dit geval géén compliment. De vraag hoe Conservatisme mét hoofdletter überhaupt zó in de problemen kon raken tot op het punt dat het in de ‘Paarse Jaren’ helemaal geen rol meer speelde, is een vraag die volgens Hoekstra kennelijk geen aandacht behoeft.
Hoekstra staat stil bij het dagelijkse leven van burgers in de supermarkt, waar zij volgens hem “acuut last krijgen van keuzestress”. Hoezo last van “keuzestress” bij zo’n beperkt besteedbaar inkomen? RTL onderzocht de koopkracht en één groep sprong eruit: huishoudens die meer verdienen dan de armoedegrens van het Sociaal Cultureel Planbureau. Hun inkomen schommelt zelfs rond een modaal inkomen: 2778 euro bruto per maand in 2019. Het merendeel is met z’n tweeën (58 procent) en heeft een vaste baan (93 procent). Oftewel van de tweeverdieners met een fulltime baan heeft een aanzienlijk deel de grootste moeite om rond te komen. We hebben het hier over modaal – dat wil zeggen middeninkomens. Van de 3.000 deelnemers gaf 46 procent aan elke maand nét uit te komen: 29 procent komt maandelijks tussen de 50 en 200 euro tekort.
Wat horeca en de vrijetijdseconomie betreft, zijn de toegangsprijzen van musea en dierentuinen gestegen. In juli 2019 was deze prijs 17 procent hoger dan in juli 2014. Consumpties in een restaurant zijn bijna 12 procent in prijs gestegen ten opzichte van juli 2014 – fastfood is zelfs in vijf jaar met 15 procent in prijs gestegen. Jarenlang hebben CDA’ers uitgevent: na het zuur komt nu het zoet. Maar wat blijkt, plots worden de lastenverzwaringen permanent en gaan we iets heel anders doen! We gaan het begrotingsoverschot gebruiken om een energietransitie in te zetten.
Lekker dan. Je bent CDA’er en je probeerde tijdens de recessie de goede moed erin te houden als er weer werd afgegeven op de politiek. Vrienden, bekenden en jijzelf leden pijn in de portemonnee, maar het zou beter worden. Wat heb je vandaag dan nog voor verhaal? De ECB verder laten nivelleren? Want geloof me: het CDA is afhankelijk van de Europese Volkspartij en dus van de confessionele partijen in Zuid-Europa, en die gaan de ECB echt niet terugfluiten. Die willen juist Bourgondisch blijven leven op kosten van de gedweeë protestanten in Noord-Europa die toch nooit meer in opstand komen. Maar goed, om de flow in zijn betoog te houden is dit een punt dat Hoekstra even overslaat.
“De geopolitieke uitdagingen van wat mijn grootouders het vrije Westen noemden, zijn enorm.” Belangrijke observatie van Hoekstra, maar wat gaat hij doen? Feitelijk heeft hij nauwelijks bewegingsruimte. CDA-minister en vicepremier Hugo de Jonge sluit FVD uit wegens hun “geflirt met Rusland,” maar het alternatief is onduidelijk en de defensie-uitgaven laag. Wil het CDA Rusland liever in de armen drijven van China, Iran en Turkije? Het is duidelijk dat de EU zich enkel tot Rusland kan verhouden vanuit een relatie van kracht en eigenwaarde, maar als de bovengenoemde coalitie ontstaat zal de EU daarvoor op de lange termijn een hoge prijs betalen. En wie moet dan onze partner zijn? Saoedi-Arabië?
De tijd dat de VS de hete kolen voor Europa uit het vuur haalde, verdwijnt achter de horizon. Trump is daar duidelijk over en sowieso draait de VS langzaam weg van het vergrijzende Europa om te kijken naar de groeiende markten van Azië. De veranderende bevolkingssamenstelling in de VS heeft het bijkomende gevolg dat de band met Europa verder verzwakt.
Dit soort pijnlijke doch realistische diepte-analyses gaat Hoekstra uit de weg, maar niet alleen hij: onlangs sprak ik met een coalitie-Kamerlid over de bovenstaande kwestie. De betreffende kwam niet verder dan het lege frame “Ruslandvergoelijking” en zei: “Sid, wij spreken elkaar wel wanneer je tot een verstandiger standpunt komt.” Daarop antwoordde ik resoluut: “Wij zullen elkaar spreken, zodra de veranderende politieke werkelijkheid jou tot een ander geopolitiek standpunt dwingt.”
“Terwijl de wereldpolitiek afkoerst op diepe conflicten (militair: Europa versus Rusland, economisch: het Westen versus China, religieus: occident versus islam) worden we nog steeds geregeerd door polderpolitici die uitblinken in pappen en nathouden.” aldus de achterflaptekst van mijn boek Avondland en Identiteit. Maar twee jaar later – dit standpunt is ingegeven door analyses als die van Hoekstra, die niet voorbij de oppervlakte komen – schreef ik het volgende in Levenslust en Doodsdrift:
“Toen ik Avondland en Identiteit in 2015 publiceerde was ik optimistischer over het Europese politieke project. De Russische militaire activiteiten in Oost-Europa en het Midden-Oosten, het oprukkende islamfanatisme, Chinees neokolonialisme en etnische spanningen in de eigen binnensteden zouden de Europeanen en hun leiders wel wakker schudden. Ik achtte het een kwestie van tijd totdat de Europese eigenwaarde was hervonden en er weer een realistische geopolitiek gevoerd zou worden.
Het compleet tegenovergestelde is sindsdien gebeurd. Via chantage met de migratiecrisis en gesteund door zijn voorhoede-stoottroepen in de Europese steden, drukt Erdogan (AKP) de Eurocommissarissen het mes op de keel. Wat betreft het uitgangspunt ‘samen sterk, een eendrachtig buitenlandbeleid’, is de EU mislukt. Via het opkopen van staatsschulden door de ECB, fiscale verruimingen en het Europese Stabiliteitsmechanisme is ook dit economische uitgangspunt mislukt. We hebben dan wel een single market gekregen – wat vooral goed is voor multinationals – de middenklasse is echter de sigaar omdat de welvaartsvoorsprong van Noord op Zuid op deze wijze wordt genivelleerd. De Britten hebben hun hoop opgegeven en trekken zich terug.” (p. 63-4)
Het is onduidelijk hoe Hoekstra dit tij kan keren, want de EU-instituties worden steeds meer tot een ivoren toren van progressieve technocraten. Zo blijkt wel uit de recente verkiezing van Ursula von der Leyen: zij werd met een minieme meerderheid gekozen tot voorzitter van de Europese Commissie. Zij moest daarvoor allerlei beloften doen: aan groenen, liberalen, christendemocraten en socialisten, waarvan het zeer de vraag is of die beloften beleidsmatig verenigbaar zijn.
Steeds zien we hoe het betoog van Hoekstra geen substantieel antwoord biedt op de rot in de instituties zelf. Het is niet duidelijk waarom het hem wel zal lukken, wat Balkenende twintig jaar geleden al probeerde, en waarvoor Balkenende bovendien een sterk mandaat had. Denk aan het afwijzen van de Europese Grondwet door het Nederlandse volk en aan het maatschappelijke momentum dat was losgekomen rond de stormachtige en taboedoorbrekende opkomst van Pim Fortuyn.
Balkenende ergerde zich groen en geel aan de mislukte integratie en riep op tot een nieuwe VOC-mentaliteit die Nederland moest heroprichten met een elan van kracht en eendracht. In de beleidspraktijk liep hij vast op het doormodderen van de bestaande status quo, omdat conventionele politiek nu eenmaal geen oplossingen aanlevert wanneer het gevestigde systeem en de heersende mentaliteit zélf het probleem zijn. Het is duister waarom het Hoekstra anders zal vergaan.
Dit is wat hij zegt over de mislukte integratie:
“De huisarts roept een niet-Westerse migrante naar binnen. Deze vrouw wordt vergezeld door haar man, die weigert om de huisarts bij binnenkomst een hand te geven. De man praat namens zijn vrouw, hij kent haar klachten en het is voor hem helder welke behandeling er moet volgen. En nee, zijn vrouw hoeft niet onderzocht te worden. Uiteindelijk zegt de arts: het spijt me, maar op deze manier kan ik u beiden niet helpen. Waarop de man in woede ontsteekt, de huisarts toesnauwt dat een dokter in Nederland verplicht is om iedere patiënt te behandelen, en met zijn vrouw de spreekkamer verlaat.
Het geen hand willen geven vertaal ik kortheidshalve als het de rug toekeren naar artikel 1 van de Grondwet. De beperkte taalbeheersing – het Nederlands, dat deze man kennelijk niet heeft kunnen of willen leren, en wat onze samenleving bovendien niet heeft kunnen of willen afdwingen.”
Wat zegt dit over de staat van het Westen? Lukt het ons überhaupt nog om migranten intellectuele bagage, morele richtlijnen, cultureel erfgoed en ideologisch houvast mee te geven? Of zitten we nu met generaties voor wie de Westerse beschaving niets meer betekent dan ‘gymschoenen en mobieltjes’? Die daarom hun ankers zoeken in de wortels van islamitisch fundamentalisme? Het onderscheid tussen islam en de politieke islam, is een theoretisch debat dat strandt op de praktische realiteit: een culturele sfeer (zuil) waar de richtlijnen van de politieke islam in informele doch tastbare vorm al gelden. In Avondland en Identiteit betoog ik dat de grote Westerse waarden zijn uitgehold. Politieke correctheid en consumentisme zijn daar debet aan. Om te begrijpen wat zich afspeelt binnen de dokterskamer, moeten we kijken naar de achtenzestig-revolte:
“De post-’68 politieke orde beperkt de mens niet wat betreft de meest centrale vragen des levens, maar biedt eveneens geen houvast, geen richtlijn of oriëntatie, buiten, wat cynisch gesteld: ‘Ga de wereld in, verdien geld en betaal belasting.’ Zo negeert zij een fundamentele maatschappelijke behoefte: de maatschappij wenst een samenleving te zijn. Niet een constellatie van economisch-calculerende atomen, maar een verband van nijvere, rechtvaardige en deugdzame medemensen. Omdat de post-’68 politieke orde de aldus ontstane leegte niet erkent als leegte (ze verwarren bandeloosheid en onverschilligheid met vrijheid), kan zij zich niet verplaatsen in de gedachtegang die dit Westerse denkpatroon als vijandelijk ziet en deze wil vernietigen. Syriëgangers en jihadisten bijvoorbeeld. Zij kan niet bevatten dat mensen die opgroeien in Europese vrijblijvendheid naar de wapens grijpen om dit systeem te bevechten.
De radicalisering van moslimjongeren ontstaat deels doordat de Westerse samenleving te pluriform is om hen een ethisch of spiritueel houvast te bieden. Daardoor plooien zij zich terug op de eigen wortels en tradities. Vroeger waren er rituelen, waarbij men de waarden van de Leitkultur verinnerlijkte door de uitwendige handelingen van het ritueel door te maken. Rituelen brachten discipline bij, leerden met autoriteit om te gaan en toonden ‘hoe het hoort’. Het verwateren van die rituelen hangt samen met sociale anomie, met het onvermogen van de maatschappij om mensen culturele bagage mee te geven die als intellectuele houvast dient.” (Avondland en Identiteit, p. 234)
Hoekstra merkt op dat de migrant bij de huisarts wel grondig de eigen rechten kent:
“Ingewikkeld vind ik de tweederangspositie van zijn vrouw, die het verschil in mate van emancipatie scherp aftekent en laat zien hoe groot de kloof is tussen wat wij normaal vinden en wat in te veel migrantengezinnen de situatie is. En ten slotte het op hoge toon opeisen van zijn rechten, al moet ik deze meneer nageven dat hij op dat punt dan weer wel verrassend snel is ingeburgerd.”
Ook hier vinden we de onderliggende verklaring in Avondland en Identiteit uit 2015 (p.111-112):
“In 2010 bracht ik in Parijs zwoele zomeravonden door met een zwarte Française die opgroeide in een achterstandswijk. Ze vertelde me over haar jeugdvrienden en hun families – moslims die met te veel gezinsleden op te kleine flatjes woonden. Ze legde uit dat moslimsamenlevingen van minderheden inschikkelijkheid verwachten. Omdat Mohammed als het zegel der profeten geldt en de islam als de ware godsdienst wordt gezien, moeten joden en christenen beschermgeld betalen (djizja). Al duizend jaar past de minderheid zich aan, al duizend jaar ziet men dit als goed en vanzelfsprekend.
In de twintigste eeuw kwamen die moslimgezinnen in Europa terecht, waar zij ondervonden dat er zogenaamde anti-discriminatiewetgeving bestond. Oftewel, zij begrepen dat hier op de meerderheid een moreel imperatief berust om zich aan te passen aan de minderheid: moslims kregen speciale zwem-uurtjes en een eigen mediaomroep. In gevangenissen kunnen zij zelfs Halal voedsel eten. De vrienden van de Française meenden dat dergelijk West-Europees aanpassingsgedrag de morele superioriteit van de islam bewees.
Volgens haar verklaarde dit hoe de gezinnen van haar jeugdvrienden zo groot konden zijn: ze ontvingen kinderbijslag van de Franse staat en hoefden daardoor niet te werken. Ze hadden hun inkomsten kunnen verhogen door te gaan werken, maar in hun ogen vergrootte het juist hun status dat anderen voor hen werkten en hen onderhielden. Ik begreep direct dat het standaard liberale verkiezingsvertoog ‘voor groei en banen!’ geen antwoord op deze situatie is. Banen scheppen helpt niet omdat de oorzaak van het probleem niet economisch is maar spiritueel en cultureel.”
Hoekstra gaat verder:
“Geen wonder dat de helft van de bevolking inmiddels onomwonden zegt dat er te veel migranten zijn en zich zorgen maakt over integratie. Ook hier ontbreekt het namelijk aan fundamentele wederkerigheid. Als we dit steven niet weten te wenden, zal dit probleem ons nog decennia parten spelen.”
Hier geeft Hoekstra een afgewaterde versie van FvD- en zelfs PVV-achtige analyses. Volgens onderzoek van EenVandaag constateert 67 procent van de bevolking dat de Nederlandse identiteit onder druk staat. Dit sluit aan bij de beruchte uitkomst van de Geschiedenismotor, een onderzoek door Andere Tijden, Historisch Nieuwsblad en de Volkskrant uit 2008. Toen noemde 57 procent van Nederland de massa-immigratie als “de grootste fout uit de Nederlandse geschiedenis”. Zoals we zagen bij Hugo de Jonge wordt FvD door het CDA weggezet als ‘fout’, maar ondertussen neemt Hoekstra wel dezelfde thema’s over. Het CDA beweegt van ‘normen en waarden’ naar ‘normen, waarden, cultuur en identiteit’. Begrijpelijk: de eerste twee berusten immers op de laatste twee, maar wel een beetje laat.
Opnieuw dient de vraag zich aan waarom het Hoekstra wel zou lukken, wat Balkenende niet is gelukt, terwijl de situaties destijds nog veel beheersbaarder was. Voor het oplossen van de situatie zonder mensen naar het buitenland te sturen is het te laat – er zijn immers woonblokken waar geen oorspronkelijke Nederlander meer te vinden is. Hoe valt daar nog te werken aan integratie? Hoekstra spreekt van een “nieuw maatschappelijk evenwicht” maar kan wellicht beter spreken over een “demografisch evenwicht”.
Het is dweilen met de kraan open zolang Maxime Verhagen (CDA) recent bijvoorbeeld nog kortzichtig en inhalig bepleitte om meer immigranten te importeren vanwege naderende personeelstekorten in de bouw. Dat de politiek werken in de bouw eerst zelf heeft ontmoedigd door bouwvakkers tijdens de crisis in vrijwillig-verplichte ZZP-constructies te duwen, is alweer vergeten. En dat het gevolg is van Verhagens plannen dat bouwvakkers moeten wonen in neo-Nigeria, maakt kennelijk ook niet uit. En wat als er een nieuwe crisis komt, gaan de nieuwe immigranten dan ook weer terug? Of hebben ze dan al een Nederlands paspoort, veel rechten en geen plichten?
Hoekstra verbindt de economische problemen met het culturele onbehagen. “Wat er misgaat bij migratie en integratie is in de kern hetzelfde als bij de economische druk op de middenklasse: de wederkerigheid is weg, de balans is zoek.” Dit klopt als een bus, maar hij blijft halfslachtig in zijn duiding van het tijdsgewricht. Hij vangt wat leeft aan de oppervlakte maar niet de onderliggende sociaal-mentale oorzaak.
“Europa heeft wat goed te maken, en boetedoening moet juist pijn doen, lijkt de kerngedachte te zijn. Zo stelde politica Evelien Tonkens dat immigratie Nederland vanzelfsprekend geld kost, anders zou blijken dat we ‘bitter weinig voor de rest van de wereld overhebben.’ Commentator Bart Jan Spruyt haalde een gesprek op de markt aan waarbij iemand zei: ‘Wij hebben eeuwen geleden de koloniën leeggeplunderd en ik geef die mensen groot gelijk dat ze dat geld nu terug komen halen. Het is terecht dat ook mijn kleinkinderen daarvoor moeten boeten.’ Duidelijk dient Europa hier ‘de tweede mijl te gaan’ – een goede herder ‘legt zijn leven neer voor de kudde’.” (Avondland en Identiteit, p. 260)
Belangrijk is ook om jezelf te definiëren in een positief zelfbegrip. Dus dat uitdijende moslimenclaves gaten slaan in het Nederlandse culturele landschap, en dat de stabiele economische patronen van de Europese middenklasse worden vernietigd door de uitzichtloze geldontwaarding van de ECB, dat is een feit, maar daar moet een partij iets positiefs tegenover stellen, om een aansprekende politieke optie te zijn. Hoekstra grijpt hiervoor terug op de Klassieke Oudheid, het christendom en de Verlichting, waarmee hij bepleit dat vrijheid, gelijkwaardigheid en de democratische rechtstaat vandaag onze meest fundamentele verworvenheden zijn. Ook noemt hij de paradoxale combinatie van individuele eigengereidheid en gemeenschapszin, directheid en het polderen.
We komen er niet omheen om ook nu weer een fragment uit Avondland en Identiteit te citeren:
“Het reilen en zeilen van een kapitalistische samenleving veronderstelt waarden als betrouwbaarheid, stiptheid en eerlijkheid. Moreel kapitaal dat stamt uit de periode vóór de consumptiemaatschappij en dat door Renaissance-humanisten als Coornhert werd uitgedragen. Hij wist dat het kortetermijndenken in de menselijke aard besloten ligt en dat sterke, gedeelde waarden het kunnen verhelpen.” (p. 117-8)
“De reden dat de klassieke auteurs van cruciale betekenis zijn voor de Westerse beschaving, is vanwege de boodschap van gematigdheid, nuchterheid en zelfbeheersing die in hun denken zit verpakt. De verinnerlijking van deze boodschap voorkomt dat het kapitalisme ontspoort tot een zuiver destructieve kracht. Zoals bedrijfsleider Jordan Belfort in de film Wolf of Wall Street zijn verkopers opzweept: ‘I want you to deal with your problems by becoming rich.’ Doordat hun innerlijke gebreken meegroeiden met hun bestedingspatroon ging het bedrijf door hun gebrek aan integriteit ten onder. Zonder de klassieke deugden en humanistische Bildung-waarden zijn lieden als Belfort en de psychopathische investeringsbankier Patrick Bateman het hoogste menstype dat de Westerse beschaving kan voortbrengen.” (p. 104)
“Iemands afkomst is misschien minder interessant dan zijn toekomst, maar als je niet weet waar je vandaan komt weet je ook niet waarnaar je op weg bent. De cultuurhistorie vormt het draagvlak dat onze samenleving bijeen houdt, en de genoemde post-’68 koers legt daar geen rekenschap van af: ze beschouwt deze slechts als een verzameling op min of meer toevallige wijze tot stand gekomen privé-preferenties van individuele personen. Zelfs de neoliberale economen Hayek en Friedman moesten echter erkennen dat het Westerse economische succes dreef op waarden als betrouwbaarheid, je woord nakomen, punctualiteit, op tijd aanwezig zijn, discipline, volharding, vindingrijkheid en spaarzaamheid. Waarden die niet het product waren van kapitalisme maar van de protestants-humanistische cultuur.” (p. 233)
Hoekstra spreekt ook over de noblesse oblige, en hier is de gelijkenis met het oeuvre van ondergetekende al helemaal eclatant. Eerst Hoekstra:
“We zijn in een hypergeïndividualiseerde fase in de geschiedenis beland. Waar vroeger het aloude noblesse oblige een vanzelfsprekendheid was, heeft onze meritocratie een veel minder fraai bijproduct: de misconceptie dat wie het ver schopt en een verantwoordelijke positie bekleedt, dat toch eerst en vooral aan zijn eigen voortreffelijkheid te danken heeft. Wanneer je dat gelooft, waarom zou je jezelf dan nog geroepen voelen tot het nemen van verantwoordelijkheid?”
Nu Avondland en Identiteit:
“De aristocratische huizen van weleer voelden zich wellicht verheven boven de massa. Toch bracht de eer van hun huizen ook verplichtingen tegenover de massa met zich mee. Zoals het verzorgen van culturele evenementen, het ondersteunen van getalenteerde jongeren en het onderhouden van landschap en omgeving. De kosmopolitische superklasse leeft met het gevoel meester en vormgever van eigen succes te zijn, en voelt zich daarmee aan niemand wat verschuldigd.” (p. 289)
Op het einde van zijn betoog bekritiseert Hoekstra het cultuurrelativisme, echter zonder het te herleiden tot het cultuurmarxisme. Zonder de invloed van het onderliggende cultuurmarxisme te benoemen, zal de identiteitspolitiek verder oprukken binnen de maatschappelijke instituties, en het samenbindende cultuurgoed waarop de christendemocratische traditie teert, verder verpulveren.
De hamvraag is natuurlijk of dit betoog van Wopke Hoekstra een werkelijk ander beleid in gang zet dan neem nu zijn voorganger Buma of andere CDA-kandidaten. Het antwoord is dat het verschil vooral zit in tonen, smaken en accenten van het gevoerde vertoog, meer dan dat er een substantiële koerswijziging qua beleid wordt ingezet. Dit is bijvoorbeeld te vergelijken met een tweet door de VVD tegen “het gif van het salafisme in onze samenleving”. Terwijl de huidige wantoestanden rond islamisering en de bijbehorende enclaves mede zijn ontstaan onder de kabinetten waarin CDA en VVD regeerden. Met die kritiek op het salafisme onderschrijft de VVD zaken die de PVV al jaren zag aankomen – toch deed de VVD zo nu en dan opportunistisch mee aan de demonisering van die partij.
Wopkes verhaal gaat diezelfde weg: hij incorporeert analyses van zijn politieke opponenten maar trekt die redenering niet consequent door, hij gaat niet all the way. Zodat de politicus enerzijds blijk geeft van realiteitszin, van het onbehagen dat leeft in de wortels van de maatschappij, terwijl het anderzijds ‘wel gezellig blijft’ – de ongezellige en bikkelharde toekomstprognose zou immers kiezers afschrikken.
Mainstream partijen are gonna mainstream, qua beleid, wat dus vooral continuïteit betekent van de huidige (ambtelijke) status quo. Het is onduidelijk hoe een politicus die tot de volgende verkiezingen vier jaar heeft om een complete mentaliteitsverandering in gang te zetten, het kan winnen van een vastgeroeste bureaucratie die is gelardeerd met achterdeurtjes voor de lobbyisten van de asielindustrie. Bovendien groeit het aantal moslims eenvoudigweg te hard – het gaat over miljoenen mensen met een bovengemiddelde vruchtbaarheid.
Wat wil Wopke in vredesnaam doen aan die demografische doorzettingsmacht zónder maatregelen waarmee hij in de krantenkoppen zal worden weggezet als ‘nieuwe Hitler’? Hoewel hij stoer praat over het behoud van de Nederlandse identiteit, maken die overwegingen zijn betoog tot oude wijn in een nieuwe zak.
U kunt Sid Lukkassen volgen via Telegram, zijn nieuwsbrief en BackMe.