Eindelijk kan heel Nederland kennis nemen van het verhaal van Richard de Mos, de ex-wethouder uit Den Haag die ineens volgens het Openbaar Ministerie de spil was in een crimineel fraudenetwerk. Peter Plasman, advocaat van De Mos én de nummer twee van zijn partij, staat vierkant achter het pasverschenen boek en ziet er relevante aanknopingspunten in voor een uiteindelijke vrijspraak: "De poppen zijn aan het dansen, mogelijk in de goede richting."
Deze week verscheen het boek Mijn verhaal van de hand van Richard de Mos. Als zijn advocaat viel mij de eer te beurt om het voorwoord te schrijven. In dat voorwoord noteerde ik dat de lezer een eenzijdig verhaal gepresenteerd kreeg. Dat gegeven werd in verschillende besprekingen van het boek aangehaald. Ook lieden die zich niet zo in de inhoud kunnen vinden ‒ en dat zijn er nogal wat ‒ maakten gretig gebruik van de door mij gebruikte kwalificatie. “Zie je wel, puur eenzijdig.”
Grappig, ik had natuurlijk ook kunnen schrijven dat hier een afgewogen en geheel objectieve tekst voorlag. Maar ik word bij zoiets toch liever serieus genomen. Een verdachte die door een 'tial by media,' opgestart door het Openbaar Ministerie, gedwongen wordt zijn verdediging vooruit te voeren, in plaats jaren te gaan zitten wachten… hoe objectief kan die zijn? Ik kan u verklappen dat ik in mijn lange loopbaan als strafrechtadvocaat heel weinig objectiviteit ben tegengekomen, wanneer ik de rechters even buiten beschouwing laat. En zelfs die laatsten zijn mensen, dus.
Inmiddels heeft Mijn verhaal mogelijk zijn eerste vruchten afgeworpen. De Mos beschrijft in zijn boek hoe de Rijksrecherche dit strafrechtelijk onderzoek is begonnen. Volgens processen-verbaal, op ambtseed opgesteld door de Rijksrecherche, heeft een Haagse ondernemer een ambtenaar getipt dat er op het stadhuis (horeca)vergunningen “te koop” zouden zijn. Daarbij zou het gaan om bedragen van € 15.000 en dat gedurende decennia, dus ver vóór De Mos. In zijn boek spaart De Mos niemand en om zo dicht mogelijk bij de realiteit te blijven heeft hij de ondernemer bij naam genoemd. Uiteindelijk zal dit hele dossier op openbare zittingen besproken worden en daarbij zal ook zeker deze naam aan de orde komen. De ondernemer zal gezien zijn rol zoals die in het dossier beschreven is naar aangenomen moet worden ook als getuige moeten optreden.
Direct na het verschijnen van Mijn verhaal is de horecaman naar zijn advocaat gestapt om uit te leggen dat hetgeen in het dossier gerelateerd is, onjuist is. Niet hij, maar juist de betreffende ambtenaar, zou over het “kopen” van vergunningen begonnen zijn. Om zijn verhaal kracht bij te zetten legde hij een geluidsopname over. Nadat hij zijn naam in het boek las heeft hij de ambtenaar gebeld en het gesprek opgenomen. De inhoud van het gesprek maakt de zaak niet duidelijker, maar laat op zijn minst vraagtekens ontstaan over hoe het nu gegaan is. De advocaat bracht grof geschut in stelling, want De Mos diende zich op 2 februari 2021 te verantwoorden bij de kort gedingrechter. Dat bleek al snel loos alarm, want na wat overleg tussen advocaten gaf De Mos nogmaals te kennen dat hij uitsluitend was afgegaan op de processen-verbaal in het strafdossier. Ook gaf hij aan dat hij na kennisneming van de inhoud van het telefoongesprek twijfels had over de rol van de horecaman en dus over de start van het onderzoek. Alsnog geen kort geding.
In strafzaken is de start van een onderzoek een gevoelig punt. De overheid zet opsporingsmiddelen en dwangmiddelen in en dan is uitermate relevant op grond waarvan de overheid dat doet. Of beter gezegd, mag doen. Het is de beroemde vraag naar de rechtmatigheid van de start van het strafrechtelijk onderzoek. Eén en ander wordt gerelateerd in een “proces-verbaal start onderzoek,” ook in deze zaak. Dit proces-verbaal moet kloppen. Is dat niet het geval, dan kan dat grote consequenties voor de strafzaak hebben. In de dagvaarding die is uitgebracht voor het kort geding stelt de eiser, de Haagse horecaman, klip en klaar dat de Rijksrecherche de start van het onderzoek onjuist heeft beschreven. En daarmee is het van tweeën één: of de horecaman kletst, of de processen-verbaal van de Rijksrecherche kloppen niet. Dat gaan we uitzoeken. Wanneer daar uitkomt dat de horecaman het bij het rechte eind heeft, hebben we een zeer relevante ontwikkeling in de strafzaak te pakken.
Resumé: De Mos noemt in zijn boek een naam en de poppen zijn aan het dansen, mogelijk in de goede richting.
Peter Plasman is kandidaat-Kamerlid voor Code Oranje