Dictatuur. Censuur. Ziek bestuur. Velen aan de rechterzijde van het politieke spectrum maken zich begrijpelijk druk om de rechtszaak tegen Geert Wilders. Wat echter vaak achterwege gelaten wordt door deze groep, is het verschil tussen wenselijke wet- en regelgeving en geldende wet- en regelgeving, die geïmplementeerd is door de democratisch verkozen wetgever. Dat in Nederland groepsbelediging en het aanzetten tot discriminatie strafbaar is, is eenvoudigweg een gegeven. Onder andere art. 137c Sr (groepsbelediging) en art. 137d Sr (aanzetten tot haat en discriminatie) verbieden de in het openbaar gedane uitspraak van Wilders omtrent Marokkanen. Dat Marokkanen geen ras zouden zijn, werd door de rechtbank van tafel geveegd; ras in een juridische kader is veelomvattender dan in biologisch-genetische en sociologische context. Dit blijkt uit onder andere art. 1 van het Internationaal Verdrag inzake de uitbanning van alle vormen van rassendiscriminatie (IVUR) en internationale jurisprudentie.
Daarnaast is het evident dat Wilders zich “opzettelijk beledigend uitlaat over een groep mensen”. Door expliciet louter Marokkanen te benoemen, heeft Wilders een hele bevolkingsgroep aangesproken, wat een collectief is. Door vervolgens te stellen dat zij minder rechten zouden hebben dan een andere bevolkingsgroep, is er overduidelijk sprake van groepsbelediging en aanzetten tot discriminatie.
De veroordeling is dus terecht, en het zou velen niet verbazen als Wilders in hoger beroep wederom wordt veroordeeld. De vraag of deze wetgeving wenselijk is, is echter een fundamentelere vraag die – terecht – niet in de rechtbank wordt behandeld.
Deze moet echter wel in de politiek en in de samenleving worden gevoerd, omdat de huidige wetgeving een te grote inbreuk maakt op de vrijheid van meningsuiting. Door niemand wordt betoogd dat de vrijheid van meningsuiting onbeperkt en onbegrensd moet zijn, aangezien dat kan leiden tot een influx van onder andere geweldszaken, maar op dit moment is deze vrijheid te gelimiteerd. De bedoeling van de vrijheid van meningsuiting is dat een bepaalde opvatting die geen inbreuk maakt op iemands leven, vrijheid of eigendom niet strafbaar gesteld moet kunnen worden. De huidige wetgeving voorziet daar niet in, door onder andere de aanwezigheid van art. 137c Sr en art. 137d Sr. Een wetswijziging is daarom noodzakelijk.
Maar tot die tijd geldt deze wet- en regelgeving, en hoort men zich daar aan te houden. Ook Geert Wilders. Zo niet, dan is een veroordeling gepast. Want zo werkt dat in een rechtstaat.