Peking heeft wetgevers in de Verenigde Staten gewaarschuwd vooral geen tariefmuren op te werpen met als doel China te straffen voor diens muntbeleid. Volgens de Amerikanen houdt China de munt kunstmatig ondergewaardeerd om de export tegemoet te komen wat Amerikaanse bedrijven benadeelt. De Chinezen wijzen er fijntjes op dat het monetaire beleid van de Amerikaanse centrale bank precies hetzelfde effect heeft.
China koppelde de renminbi los van de dollar in 2005. Sindsdien is de waarde van de Chinese munt met zo'n 30 procent gestegen en wordt deze bepaald op de valutamarkt, zij het binnen een zeer beperkte "band."
Tevens wordt de yuan steeds duurder in vergelijking met de dollar omdat de inflatie in China twee tot drie keer zo hoog is als in de Verenigde Staten.
Het land zal de munt waarschijnlijk niet snel verder opwaarderen aangezien het nog met enorme armoede kampt en zeer afhankelijk is van uitvoer naar het Westen.
Zo voorspelde de Chinese premier Wen Jiabao vorig jaar in de Brussel dat een plotselinge waardestijging "rampzalig" zou zijn voor China. "Fabrieken zullen dichtgaan en de maatschappij raakt in paniek."
Wen weet maar al te goed dat de legitimiteit van zijn Communistische Partij vooral op het economisch succes van China berust. Remt de groei af, dan beginnen mensen te twijfelen aan het eenpartijsysteem. China heeft daarom zowel een economisch als een politiek belang bij relatief goedkope exporten.
Amerika klaagt maar heeft boter op z'n hoofd. Het Amerikaanse stelsel van centrale banken, de Federal Reserve, heeft de afgelopen jaren honderden miljarden in de economie gepompt in de hoop dat het banken erdoor meer uit zouden lenen aan het midden- en kleinbedrijf. Dat is niet gebeurd maar de waarde van de dollar is wel gekelderd. Niemand die daarover zeurt, moeten de Chinezen verzuchten.
Toch ligt er nu een wet in de Senaat die voorstelt om landen als China te straffen met hogere importtarieven. De Republikeinse leider in het Huis van Afgevaardigden acht de wet "gevaarlijk" en hoopt hem tegen te houden. De Democraten, die over het algemeen juist pacifistischer zijn ingesteld dan hun conservatieve tegenhangers, zijn ongewoon fel als het om deze wetgeving gaat. "Het is onverklaarbaar dat het Republikeinse leiderschap in het Huis zich aan de zijde van de Chinese overheid schaart," klaagde Chuck Schumer, Democraat uit New York, van de week. "De Chinezen begrijpen maar één ding -- onverzettelijk zijn."
Het is ironisch dat beide partijen zich tegelijkertijd buigen over een drietal aan vrijhandelsakkoorden die President Barack Obama tweeënhalf jaar in de ijskast had gezet terwijl hij probeerde de vakbonden tegemoet te komen met wijzigingen en compensatieregelingen waar de Republikeinen niets van moesten hebben.
De vakbonden, die altijd veel geld schenken aan Democratische kandidaten in verkiezingstijd, hebben zich beklaagd over de vrijhandelsakkoorden met Colombia, Panama en Zuid-Korea. Volgens de president en de Amerikaanse Kamer van Koophandel zullen ze tienduizenden banen opleveren maar dat ziet de vakbeweging anders. Volgens hen pikken goedkope arbeidskrachten overzees de banen in van hardwerkende Amerikanen die maar nauwelijks rond kunnen komen van het minimumloon in de Verenigde Staten. Banensteler bij uitstek? China.