Het diepe wantrouwen jegens religies heerst nog altijd binnen het communistische China.
Veel Chinese kerken moeten het sinds kort stellen zonder hun grote kruis aan hun gevel. Op last van Beijing zijn er in de afgelopen dagen bij meer dan duizend kerken kruisen weggehaald:
Dankzij een campagne van de communistische partij zijn in China bij 1.200 christelijke kerken de kruisen van de daken verwijderd. De officiële motivering voor de actie, zoals beschreven in de staatskrant Global Times, is dat het veiliger en mooier zou zijn.
Op de kerkgebouwen pronkten voorheen heldere rode kruisen. Volgens de autoriteiten zijn de medewerkers van de kerken 'zeer coöperatief' bij het verwijderen ervan. Mensenrechtenactivisten beschuldigen die autoriteiten ervan de snelle groei van de christelijke kerken te vertragen.
China is al sinds de machtsgreep van Mao Zedong een communistisch land. Eigen aan communistische landen is ook dat ze staatsatheïstisch zijn. Dat wil zeggen: dat religies er niet getolereerd en actief bestreden worden. De afgelopen jaren heeft China met name het christendom soepel behandeld, maar de overheid ziet de religie momentel wel in toenemende mate als een bedreiging. Zowel het katholicisme en het protestantisme groeien daar hard; harder dan de communistische beweging. Inmiddels telt het Aziatische land namelijk maar liefst 100 miljoen christenen. Ter vergelijking: er zijn slechts 88 miljoen leden van de Communistische Partij.
De Communistische Partij heeft het niet alleen aan de stok met christenen. Ook zijn er geregeld schermutselingen met de islamitische Oeigoeren in het westen van China, en geldt de boeddhistische leider van Tibet - de Dalai Lama - als een staatsvijand.