Han van der Horst schrijft in een stuk op Joop.nl dat het helemaal mis gaat in Nederland. Onderwerp van het klaaglied is de nieuwe wet die gezichtsbedekking in de openbare ruimte verbiedt. Zo'n wet is inderdaad niet liberaal, maar Nederland is al lang niet meer zo vrij land dankzij de linkse politieke mainstream van de afgelopen vijftig jaar.
Nu spreekt dhr. Van der Horst in termen alsof Nederland deze week 'langzaam verandert in een distopie': een land waarin iedereen zich moet conformeren aan de meute, de mainstream en waar diversiteit van ideeën wordt gehekeld. Waar andersdenkenden worden verketterd. Ongetwijfeld dat Van der Horst een grote urgentie voelt nu met het 'boerkaverbod', maar het vreemde is dat er eigenlijk niets nieuws onder de zon is:
"De nieuwe norm past prima bij een andere informele leefregel in ons land: steek je hoofd niet boven het maaiveld uit. Zorg dat je niet afwijkt van de grootste gemene deler. Voortaan heeft de burger er recht op om aan de openbare weg niet verontrust te worden. Wie ergernis geeft, is altijd fout. Pas je aan bij wat de meute wil of aanvaard de consequenties. Onze nazaten zullen zeggen: met het boerkaverbod is het begonnen."
Deze distopische uitspraak is echter al langer toepasbaar op Nederland. Sterker nog: in 2001 werd een politicus nog overhoop geschoten omdat 'het hoofd boven het maaiveld uitstak', maar toen zweeg Van der Horst. Het meest sneue is dat de babyboomers, waartoe Van der Horst behoort, jarenlang PvdA, VVD en CDA hebben gesteund. Zij zijn er verantwoordelijk voor dat deze situatie met 'boerka's in Nederland' überhaupt is ontstaan.
Dis het erfdeel van de linkse babyboomer. Nederland was in 1968 in bepaalde opzichten beter af dan in 2019. Dat is eigenlijk sneu. Hypocriet is de schrijver dan ook nog eens. Want plotseling doen individuen er wél toe nu het gaat om boerka's. Maar als het gaat om belastingen, dan natuurlijk niet! Dat uitgerekend een schrijver op Joop.nl zich tegen overheidswang verzet is toch prachtig! Inhoudelijk viel weinig eer te behalen aan het stuk, behalve dan de opmerking dat Van der Horst vergelijkingen maakt die mank gaan:
"Wel is duidelijk dat het verbod op gezichtsbedekkende kleding breed gesteund wordt. Er zijn in de ogen van de voorstanders twee redenen voor: men wil met iedereen kunnen “communiceren” en dan moet je iemand in zijn gezicht kunnen kijken. Dat is echter een gelegenheidsargument: in onze samenleving is telefonische communicatie van het grootste belang en dan kunnen de gesprekspartners elkaar evenmin zien."
Hierboven stelt Van der Horst een telefoongesprek gelijk aan een gesprek op straat terwijl het dat niet is. Gesprekken op straat vinden plaats vanwege een andere intentie (bedoeling, red.) dan wanneer je een telefoongesprek voert. Slechts weinig mensen voeren willekeurig een nummer in om een persoon te spreken. Daarnaast is telefonische communicatie niet optimaal in vergeleken met gesprekken waarbij de deelnemers elkaar kunnen aankijken.